Bevindingen vragenlijst doorzettingsmacht

In mei 2018 is een vragenlijst uitgezet waarbij aan de samenwerkingsverbanden is gevraagd of zij een doorzettingsmacht hebben georganiseerd. Bij doorzettingsmacht gaat het er om wie wanneer knopen mag doorhakken over de plaatsing van een leerling. Uit de reacties van de samenwerkingsverbanden blijkt dat bij 66% van de samenwerkingsverbanden (99 van de 150 respondenten) een vorm van doorzettingsmacht is geregeld.

Ter vergelijking: in september 2017 stelden we aan de samenwerkingsverbanden dezelfde vragen. Van de 152 respondenten hadden toen 90 samenwerkingsverbanden doorzettingsmacht georganiseerd, dat was 59%. Er zijn nu dus meer samenwerkingsverbanden die doorzettingsmacht hebben geregeld. In 2017 gaven 34 van de resterende 62 samenwerkingsverbanden aan geen doorzettingsmacht te willen organiseren. Bij de laatste meting waren dat 27 van de resterende 51.

Afspraken met gemeenten

Samenwerkingsverbanden kunnen bindende afspraken maken met gemeenten over doorzettingsmacht. In 2017 gaven 32 van de 90 samenwerkingsverbanden die doorzettingsmacht hadden georganiseerd aan dat ze dit doen (36%). In 2018 waren dat er 42 van de 99 (42%). Er is dus sprake van een lichte stijging. In 2017 gaven 15 van de 58 samenwerkingsverbanden die wel een doorzettingsmacht hadden afgesproken aan dat zij geen bindende afspraken met de gemeente(n) wilden maken (26%). In 2018 waren dat er 20 van de 57 (35%).

Aan de samenwerkingsverbanden die bindende afspraken hebben gemaakt met de gemeente(n) over de doorzettingsmacht vroegen we of degene die de doorzettingsmacht heeft ook plaatsing kan afdwingen. In 2017 waren dat 24 van de 32 (75%) en in 2018 waren dat 35 van de 42 (83%).

Gebruik doorzettingsmacht

We hebben aan de samenwerkingsverbanden die doorzettingsmacht hebben georganiseerd en plaatsing kunnen afdwingen ook gevraagd of er al eens gebruik is gemaakt van de doorzettingsmacht. In 2017 was dat bij 8 samenwerkingsverbanden het geval voor in totaal 15 keer en in 2018 bij 7 samenwerkingsverbanden 16 keer. Volgens deze 2 peilingen maken samenwerkingsverbanden die een doorzettingsmacht hebben georganiseerd er maar weinig gebruik van.

Discussie

Binnen veel samenwerkingsverbanden is er discussie over de vraag of doorzettingsmacht wel een goed werkend middel is om een leerling op een passende plek te krijgen. Daarbij vragen samenwerkingsverbanden zich af of een ‘afgedwongen plaatsing’ niet ook ongewenste effecten met zich meebrengt. De meeste samenwerkingsverbanden geven aan dat het consensusmodel beter werkt dan een afgesproken doorzettingsmacht. De gezamenlijke maatschappelijke opdracht om zorg te dragen voor een onderwijsplek voor alle leerlingen al dan niet in samenwerking met jeugdhulp is daarbij het uitgangspunt. De verschillen tussen de gegevens uit de 2 opvolgende vragenlijsten zijn niet groot. Er zijn maar weinig samenwerkingsverbanden die alsnog zijn overgegaan tot het afspreken van (een vorm van) doorzettingsmacht.

Raadpleeg voor meer bevindingen de schematische weergave van de resultaten.