Verschillen tussen samenwerkingsverbanden

Samenwerkingsverbanden zijn verantwoordelijk voor het realiseren van een dekkend netwerk van voorzieningen, waarin voor elke leerling die extra ondersteuning nodig heeft een passende plek beschikbaar is. Er zijn verschillen tussen samenwerkingsverbanden in de manier waarop het ondersteuningsaanbod is ingericht. We kijken daarom ook naar in hoeverre de omvang van het verschil tussen de groepen leerlingen met en zonder extra ondersteuningsbehoeften verschillen tussen samenwerkingsverbanden.

Het blijkt dat de verschillen in de schoolloopbanen van leerlingen met en zonder extra ondersteuningsbehoeften niet overal gelijk zijn. In sommige samenwerkingsverbanden zien we bijvoorbeeld duidelijk meer schoolwisselingen van leerlingen met extra ondersteuningsbehoeften. Ook zien we in sommige samenwerkingsverbanden meer leerlingen met extra ondersteuningsbehoeften uitstromen naar het speciaal (basis)onderwijs. Dit kan het gevolg zijn van beleid van samenwerkingsverbanden. De inspectie betrekt deelnamepercentages en leerlingstromen tussen regulier en speciaal onderwijs op het niveau van besturen en samenwerkingsverbanden in het toezicht. Er lijken geen samenwerkingsverbanden te zijn die op alle onderzochte uitkomsten ongunstiger presteren of op alle uitkomsten gunstiger.

Het is voor samenwerkingsverbanden van belang dat zij goed zicht hebben op de ontwikkeling van leerlingen met extra ondersteuningsbehoeften, zodat zij kunnen sturen op en zorgen voor een aanbod van extra ondersteuning dat aansluit op die extra ondersteuningsbehoeften.

Beeld: ©Inspectie van het Onderwijs

Figuur 1 Verschillen voor de schoolloopbaankenmerken van leerlingen met en zonder extra ondersteuningsbehoefte, per samenwerkingsverband

Elke landkaart geeft verschilscores weer tussen leerlingen met en zonder extra ondersteuningsbehoeften per samenwerkingsverband.

  • Als de verschilscore gelijk is aan 0 zijn percentages van beide groepen hetzelfde.
  • Als de verschilscore boven 0 ligt zijn de percentages van leerlingen met extra ondersteuningsbehoeften hoger dan die van leerlingen zonder extra ondersteuningsbehoeften.
  • Als de verschilscore onder 0 ligt zijn de percentages van leerlingen met extra ondersteuningsbehoeften lager dan die van leerlingen zonder extra ondersteuningsbehoeften.

Bron: Inspectie van het Onderwijs, eigen berekeningen op basis van CBS-microdata.