Wat doet de Inspectie van het Onderwijs in 2024? Over de plannen voor het mbo wil de inspectie u als professional uit het onderwijsveld graag nader informeren. Daarom organiseerden we op 18 december 2023 een webinar. U kunt het webinar op deze pagina terug zien. Ook vindt u hier de antwoorden op de veel gestelde vragen die tijdens dit webinar gesteld werden.
Inhoud van het webinar
In de webinar delen wij informatie over de versterking van het toezicht, de steekproefsgewijze kwaliteitsonderzoeken en bespreken we de drie stelselonderzoeken binnen het mbo:
- Peil. rekenen
- Innovatieve vormen van beroepspraktijkvorming
- Fusies in het mbo
We gaan hierbij in op wat we onderzoeken, hoe we komen tot een beoordeling en de manier waarop we rapporteren.

Veelgestelde vragen
Steekproefsgewijze kwaliteitsonderzoeken (sko)
We beoordelen 100 opleidingen per jaar. De opleidingen die voor 2024 geselecteerd zijn uit alle bekostigde mbo-instellingen zijn getrokken naar rato van de landelijke verdeling van studenten over de opleidingstypen. Daarbinnen gaat het om een toevalssteekproef (aselecte steekproef). Na drie tot vier jaar hebben we voldoende opleidingen beoordeeld om uitspraken te kunnen doen over de onderwijskwaliteit op stelselniveau. Wat we weten over de onderwijskwaliteit van de beoordeelde opleidingen, is dan representatief voor het bekostigd mbo-onderwijs. Representatief op stelselniveau wil niet zeggen representatief voor de afzonderlijke onderwijsinstellingen, of representatief voor een bepaalde regio.
We starten met de bekostigde mbo-instellingen. Vooralsnog nemen we niet-bekostigd onderwijs, vavo en overige educatie en Caribisch Nederland niet mee in de steekproef. In een later stadium worden ook opleidingen in het niet-bekostigd onderwijs toegevoegd aan de steekproef.
We versturen de aankondiging acht weken van tevoren. We verspreiden de uitvoering van de sko’s over het hele kalenderjaar. Het is dus gedurende het volledige kalenderjaar mogelijk de aankondiging te ontvangen.
Het uitgangspunt is dat we alle sko’s voor één kalenderjaar bij een instelling ‘bundelen’ en deze tegelijkertijd aankondigen. Wel kan één instelling in meerdere kalenderjaren deel uitmaken van de steekproef. In een volgend kalenderjaar kan een instelling dus opnieuw een aankondiging voor sko’s ontvangen.
Nee. De volgorde waarin de sko’s worden uitgevoerd is niet afhankelijk van risico’s. Bij de sko’s gaat het om een aselecte steekproef, waarmee we in drie à vier jaar tijd een representatief beeld van de onderwijskwaliteit op stelselniveau willen ophalen. Eventuele risico’s op opleidingsniveau en/of op instellingsniveau hebben we dus niet meegenomen in het trekken van de steekproef.
Het is mogelijk dat we sko’s uitvoeren bij instellingen waar andere onderzoeken gepland staan, zoals vierjaarlijkse onderzoeken, herstelonderzoeken of kwaliteitsonderzoeken op basis van risico’s. Waar mogelijk proberen we deze onderzoeken te combineren.
We baseren onze oordelen op het Onderzoekskader 2021 voor het toezicht op het middelbaar beroepsonderwijs.
Door alle standaarden (met uitzondering van OR3 Vervolgsucces) te beoordelen, kunnen we op opleidingsniveau een eindoordeel of waardering uitspreken. Daarmee krijgen we het meest volledige beeld van de onderwijskwaliteit op stelselniveau.
Tijdens de sko’s beoordelen we de standaarden OP1, OP2, OP3, OP5, VS1, VS2, BA1, BA2, OR1, VS1, VS2, SKA1, SKA2 en SKA3. De standaard OP0 onderzoeken we ook. De oordelen op de standaarden leiden op basis van de normen in ons waarderingskader ook tot een (eind)oordeel of waardering over de kwaliteit van de opleiding. Als we constateren dat een opleiding niet voldoet aan de deugdelijkheidseisen, geven we de opleiding herstelopdracht(en) en bepalen we hoe eventueel vervolgtoezicht eruit moet komen te zien. Als we één standaard als onvoldoende beoordelen, leidt dat niet automatisch tot een herstelonderzoek op alle standaarden.
Vanaf januari 2024 onderzoekt de inspectie in het mbo de nieuwe standaard Basisvaardigheden (OP0). We geven dan opleidingen een herstelopdracht als ze niet aan de wettelijke eisen voldoen. We spreken daarbij nog geen oordeel uit. Het werkt ook niet door in het eindoordeel over de opleiding. We zien dat er nog veel vragen leven in het onderwijsveld. Daarom zetten we het komend halfjaar in op het bieden van verduidelijking van de standaard. Komend voorjaar besluiten we over hoe en wanneer we OP0 gaan beoordelen.
In lijn met de afspraken die met het veld gemaakt zijn is in het onderzoekskader opgenomen dat de inspectie niet meer zonder meer het oordeel Onvoldoende opleiding toe hoeft te passen. Dit geldt voor de opleidingen waarbij alleen de onderwijsresultaten (Studiesucces OR1) onder de norm zijn en de overige standaarden ofwel als Voldoende beoordeeld zijn, ofwel niet onderzocht en beoordeeld zijn.
De beoordeling van de standaard Studiesucces (OR1) blijft afhankelijk van de kwantitatieve indicatoren Jaarresultaat, Diplomaresultaat en Startersresultaat. Voorwaarde voor het afwijken van de beslisregel voor het oordeel over de opleiding is dat de opleiding haar onderwijs zo inricht dat alle studenten een zo groot mogelijke kans hebben op een diploma.
Daarnaast moet de sturing, kwaliteitszorg en ambitie daar voldoende aan bijdragen. We betrekken de verantwoording over de prestaties op Studiesucces bij de beoordeling van de opleiding. Van een opleiding waarvan de onderwijsresultaten onder de norm zijn verwachten we informatie die minimaal de volgende onderdelen bevat:
- Welk beeld heeft de instelling zelf van de onderwijskwaliteit en waarop is dat beeld gebaseerd?
- Om welke redenen zijn studenten uitgevallen en hoe heeft de opleiding informatie van deze uitvallers gebruikt om de kwaliteit te verbeteren?
- Welke van de hierboven genoemde aspecten zijn beïnvloedbaar door de opleiding en welke niet?
- Hoe gaat de opleiding om met de aanname en begeleiding van studenten in het licht van factoren die de uitval beïnvloeden?
- Hoe stuurt het bestuur hierop?
Overigens heeft de inspectie de MBO Raad verzocht met alle leden, dus niet alleen de G4, te bespreken dat deze afspraken gelden voor alle besturen. Daarnaast heeft de inspectie gevraagd om een verdere verdieping van de afspraken door de leden. Bijvoorbeeld door deze afspraken te vervatten in een servicedocument.
Onderwerpen als passend onderwijs en verzuim kunnen aan bod komen tijdens een sko. Tijdens een sko kan een onderwerp aan bod komen omdat het onderwerp deel uit maakt van een standaard die we beoordelen, zoals Ontwikkeling en begeleiding (OP2). Niet alle deugdelijkheidseisen zoals die in de onderwijswet- en regelgeving staan vermeld, zijn echter opgenomen in het onderzoekskader. Dit geldt bijvoorbeeld voor de eisen aan de Verklaring Omtrent Gedrag (VOG). De deugdelijkheidseisen die niet aan een standaard in het waarderingskader zijn verbonden, vatten we samen onder de noemer ‘overige wettelijke vereisten’. Als we daar aanleiding toe zien, kunnen we opleidingen bevragen op het naleven van overige wettelijke vereisten.
Ja. Bij een sko onderzoeken we documenten, voeren we gesprekken met bijvoorbeeld studenten, docenten en het opleidingsmanagement en bezoeken we lessen. Het onderzoeksteam stelt, in overleg met de instelling, het onderzoeksprogramma vast.
Het bestuur krijgt een rapport van alle onderzochte opleidingen. Dit rapport geeft per onderzocht kwaliteitsgebied inzicht in wat er goed gaat, wat er beter kan en wat er beter moet. Indien nodig richten we vervolgtoezicht in. Naast het rapporteren over opleidingen, rapporteren we op stelselniveau over de kwaliteit van het onderwijs in Nederland, onder andere in De Staat van het Onderwijs.
Tijdens het stelselonderzoek onderzoeken wij de standaard bpv. De informatie die wij ophalen tijdens de gesprekken over de bpv gebruiken we om de vragen voor het stelselonderzoek te beantwoorden. Daarnaast betrekken wij ook de kwaliteitsborging en veiligheid van de stage bij dit stelselonderzoek. Voor dit onderzoek hoeft u niets extra’s voor te bereiden of klaar te leggen. Het onderzoeksteam registreert de informatie voor het stelselonderzoek apart. Over de bevindingen van dit stelselonderzoek zal in de Staat van het onderwijs in 2025 worden gerapporteerd.
Tijdens het 4JO onderzoeken we of het bestuur zorg draagt voor de sturing op de onderwijskwaliteit van de opleidingen en voor een goede organisatie en kwaliteitscultuur. Dat maakt dat studenten kunnen leren en zich kunnen ontwikkelen in een veilige omgeving. Ook het financieel beheer, waaronder financiële continuïteit, rechtmatigheid en doelmatigheid, is hiervan integraal onderdeel. Door sko’s uit te voeren, vergroten we ons zicht op de kwaliteit van de afzonderlijke opleidingen en versterken we de balans tussen toezicht op opleidings-, bestuurs-, en stelselniveau.
De sko’s hebben dus een andere functie binnen ons toezicht dan de 4JO’s. Wel benutten we de informatie die we tijdens de sko’s ophalen, voor het 4JO. Als de sko’s tijdens het 4JO plaatsvinden, kunnen we de opgehaalde informatie benutten om de (be)sturing door het bestuur te verifiëren. Zodra het 4JO is afgerond, benutten we alle informatie over de onderwijskwaliteit van een instelling die we in de daarop volgende periode van vier jaar ophalen voor het volgend 4JO. Dat geldt ook voor de opbrengsten van de sko’s.
Mochten de sko’s, onze jaarlijkse prestatie- en risicoanalyse, (ernstige) signalen of anderszins aanleiding geven om eerder tot een interventie over te gaan, variërend van een (bestuurs)gesprek tot een onderzoek op bestuursniveau, zullen wij daarnaar handelen.
Nee, het jaarwerkplan wordt niet tussentijds geactualiseerd. Het is door ons vastgesteld en door de minister goedgekeurd en heeft daarmee een formele status. Dat de sko’s niet meer gekoppeld worden aan de 4JO’s is een gevolg van de keuzes die de inspectie voor 2024 tijdelijk moet maken om de uitdagingen die de noodzakelijke groei van de inspectie met zich meebrengt, het hoofd te kunnen bieden. Die keuzes zijn mede ingegeven door de prioriteiten die de Kamer heeft gesteld, namelijk meer zicht op de kwaliteit van scholen en opleidingen. In dit geval hebben we het afwijken van het jaarwerkplan gecommuniceerd aan het veld en het parlement, middels een Kamerbrief (27-11-2023).
Er is geen sprake van uitstel van 4JO’s. We voeren de eerder geplande vierjaarlijkse onderzoeken in 2024 niet uit bij besturen waar we (nagenoeg) geen risico’s zien. Deze onderzoeken schuiven ook niet door naar 2025. We schrappen niet alle vierjaarlijkse onderzoeken. Wanneer het laatste reguliere onderzoek op bestuursniveau bij een instelling dateert van voor 2017, voeren we dit onderzoek wel uit. De vierjaarlijkse onderzoeken die wel doorgang vinden, worden zoals gebruikelijk aangekondigd door de onderzoeksleider. Instellingen die vragen hebben over het al dan niet plaatsvinden van het 4JO kunnen hun contactinspecteur benaderen.
Vanwege de beschikbare capaciteit hebben we onze werkzaamheden scherper moeten prioriteren. We zullen geen jaargesprekken voeren. Wel kan het zo zijn dat we bij een instelling een bestuursgesprek voeren. Bijvoorbeeld naar aanleiding van risico’s uit de jaarlijkse prestatie- en risicoanalyse. Of om de voortgang van een herstelopdracht te monitoren. Instellingen die vragen hebben over het al dan niet plaatsvinden van een jaargesprek of bestuursgesprek kunnen hun contactinspecteur benaderen.
De inspectie ziet dat het mbo door de inspanningen van het Kwaliteitsnetwerk stappen zet in kwaliteitsbewustzijn, kwaliteitszorg, het nemen van verantwoordelijkheid daarvoor en het geven van rekenschap daarover. Dat vinden we een goede ontwikkeling. Studenten moeten onderwijs krijgen van voldoende niveau. Wij hebben als inspectie de taak daarop toe te zien. We hebben geconstateerd dat we de afgelopen jaren ons toezicht meer dan daarvoor gericht hebben op besturen en daardoor vooral informatie verzamelen over de centrale sturing. Deze focus heeft positieve effecten gehad, besturen zijn in het algemeen van voldoende niveau. Wel hebben we hiermee minder zicht op de kwaliteit van de afzonderlijke opleidingen. We willen in ons toezicht een betere balans tussen toezicht op opleidings-, bestuurs- en stelselniveau. Door sko’s uit te voeren, kunnen we de onderwijskwaliteit op opleidingsniveau beter dan nu monitoren.
Verificatieactiviteiten tijdens het bestuursgericht toezicht voeren we uit om te zien of de sturing op de kwaliteit door het bestuur ook in de praktijk werkt. We willen daarnaast een beter beeld krijgen van hoe het Nederlandse onderwijs ervoor staat. Daarom voeren we steekproefsgewijs kwaliteitsonderzoeken (sko’s) uit op scholen in het primair, voortgezet en speciaal onderwijs en in het mbo. We onderzoeken daarbij scholen op een aantal standaarden uit het onderzoekskader.
Er is afstemming met andere toezichthouders en we zoeken contact als onderwerpen elkaar raken.
Peil rekenen
Voor het onderzoek verzamelen we gegevens bij een representatieve steekproef van instellingen en studenten. In het voorjaar van 2025 benaderen we de opleidingen die in de steekproef zitten en informeren we hun bestuur hierover.
Innovatieve vormen van beroepspraktijkvorming (bpv)
Het gaat om verschillende vormen, contexten en situaties waarin studenten leren in een authentieke arbeidssituatie. Daarbij vindt een aanzienlijk deel van de opleiding plaats op de werkplek (ofwel werkplekleren). Wij proberen met dit onderzoek ook een beeld op te halen van hoe dit concreet wordt ingevuld.
Zowel het stelselonderzoek innovatieve vormen van bpv als het stelselonderzoek fusies in het mbo zijn verkennend. Er worden geen oordelen gegeven.
Studenten zijn niet tevreden zijn over de stagebegeleiding. Gaat het om de begeleiding door de opleiding, of over de begeleiding door het leerbedrijf?
Uit de BPV-monitor (2022) blijkt dat studenten met name ontevreden zijn over de begeleiding door de opleiding zelf tijdens de bpv. 94% is tevreden over de begeleiding door het leerbedrijf en 54% is tevreden over de begeleiding door de opleiding.
Fusies in het mbo
Voorafgaand aan het stelselonderzoek zal er in 2024 een vooronderzoek worden uitgevoerd om tot een betere afbakening te komen van de deelvragen. Dit vooronderzoek bestaat uit onder andere verdiepende gesprekken met verschillende betrokkenen, waaronder bestuurders en medewerkers.