Themaonderzoek Omgaan met krimp in het mbo

Demografische krimp is een ontwikkeling waar we niet meer omheen kunnen. De inspectie deed in 2016 kwalitatief onderzoek om te onderzoeken of en hoe besturen in het mbo anticiperen op krimp. We spraken in totaal 23 instellingen, verspreid over het hele land. Hier volgen de resultaten, die ook werden gepubliceerd in de Staat van het Onderwijs 2015/2016.

Demografische krimp al merkbaar

Landelijk daalt het aandeel mensen in de leeftijd tot twintig jaar met bijna 7% tussen nu en 2040. In een aantal regio’s is deze krimp nu al goed merkbaar in het mbo. Daling van het aantal studenten kan een risico inhouden voor de financiële continuïteit van instellingen, voor de toegankelijkheid en voor de keuzevrijheid in het onderwijsaanbod. Ook kan de onderwijskwaliteit onder druk komen te staan. 

Tijdig anticiperen

De landelijke daling van het aantal mbo-studenten zal pas na 2020 inzetten, maar de meeste instellingen krijgen ook voor die tijd te maken met krimp. Krimp heef namelijk niet alleen te maken met demografie. Ook door andere factoren kan het aantal studenten dalen, zoals economische en beleidsontwikkelingen. Tijdig anticiperen blijkt een van de belangrijkste manieren om de eventuele negatieve gevolgen van krimp het hoofd te bieden. Wie ruim van tevoren rekening houdt met minder studenten in de personeels- en huisvestingsplanning, financiële planning, en bij het onderwijsbeleid, kan de risico’s aanzienlijk verkleinen. Ook samenwerking is een effectieve strategie. In het kwalitatief onderzoek in 2016 spraken wij in totaal 23 instellingen, verspreid over het hele land.

Goede prognoses belangrijk, maar moeilijk

Om te anticiperen op dalende studentenaantallen, maken al deze 23 instellingen op de korte en middellange termijn prognoses. Enkele instellingen kijken zelfs tien jaar vooruit. Het belang van goede prognoses is duidelijk, maar vrijwel alle bestuurders worstelen met de betrouwbaarheid ervan. De praktijk is weerbarstig: veranderingen op de arbeidsmarkt als gevolg van beleid, veranderende economische omstandigheden of technologisering maken het moeilijk om goede prognoses te maken.

Bestuurders verwachten krimp sector economie

De grootste krimp verwachten bestuurders in de sector economie. De oorzaak van deze daling ligt niet zozeer in de bevolkingskrimp, maar in marktontwikkelingen en keuzes van studenten. De sector techniek lijkt weer te groeien, volgens de bestuurders van vooral kleine en middelgrote instellingen. Ook bij opleidingen op niveau 2 wordt veel krimp verwacht. Naast dalende instroom uit het vmbo, heef dit mogelijk te maken verminderde werkgelegenheid voor studenten met een niveau 2-diploma. Een aantal roc’s onderzoekt op dit moment of een verbreding van de opleidingen op niveau 2 soelaas biedt. De verwachtingen rond de beroepsbegeleidende leerweg (bbl) lopen uiteen. Iets meer dan de helft van de 23 instellingen verwacht dat de studentenaantallen dalen. In krimpregio’s en bij kleine instellingen is de inschatting vaak juist dat de bbl stabiel blijf.

Meer bbl, minder bol

De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) verwacht een iets sterkere groei van de bbl ten opzichte van de beroepsopleidende leerweg (bol). Dit houdt in dat de bbl na de finke terugloop van de afgelopen jaren weer aan een opwaartse beweging is begonnen. Uit internationaal onderzoek blijkt dat studenten van de bbl succesvol zijn op de arbeidsmarkt, ook in tijden van crisis.

Afwijking van DUO prognoses

Uit een vergelijking tussen de studentenaantallen in de prognose van DUO en de studentenaantallen van de besturen in hun continuïteitsparagraaf, blijkt dat bijna 40% van de besturen minder studenten verwacht dan DUO voorspelt en ongeveer 60 procent verwacht meer studenten. Gemiddeld wijkt de studentprognose van het bestuur een kleine 5% af van de prognose van DUO, met een enkele uitschieter van 23%. Hoe verder de prognose in de toekomst ligt, hoe meer de prognoses uiteenlopen.

Besturen anticiperen

Alle instellingen die wij spraken anticiperen op de ontwikkelingen van studentenaantallen in de toekomst. Bestuurders lezen zich in, bijna alle instellingen analyseren de instroom van studenten en bij alle instellingen wordt er intern actief over gesproken.

Personeel en huisvesting

De meeste instellingen houden zowel in hun personeels- als in hun huisvestingsbeleid rekening met toekomstige studentenaantallen. Een flexibele schil en het terugdringen van vierkante meters zijn veelgenoemde maatregelen.

Financiële planning

Bijna een kwart van de instellingen anticipeert op de ontwikkelingen door te zoeken naar oplossingen in de financiële sfeer, zoals besparingen en nieuwe inkomstenbronnen. Bij dit laatste denken instellingen er vaak over om meer volwassenenonderwijs, post-initieel onderwijs of de derde leerweg aan te bieden. Dit past binnen het kader van levenslang leren.

Opleidingsaanbod vaak aangepast

Vrijwel alle instellingen hebben het opleidingsaanbod aangepast. Lang niet altijd met het oog op krimp, maar ook vanuit doelmatigheidsoverwegingen en arbeidsmarktperspectief. De manier waarop instellingen dit aanpakken verschilt sterk, maar meestal leidt de aanpassing tot minder opleidingen. Instellingen ruilen bijvoorbeeld onderling opleidingen uit, spreiden de opleidingen over verschillende locaties (elke locatie een ander aanbod) of voegen opleidingen samen.

Gesprekken over samenwerking

Vrijwel alle instellingen hebben een of meerdere collega-instellingen of andere partijen benaderd om mogelijkheden voor samenwerking te verkennen. Ook dit gebeurt niet alleen vanwege de verwachte krimp, maar mede met het oog op macrodoelmatigheid. De meeste initiatieven hebben ook tot daadwerkelijke samenwerking geleid. Vooral bij de techniekopleidingen wordt veel samengewerkt: door de hoge kosten van deze opleidingen is hier de nood het hoogst. Samenwerking is een effectieve strategie, maar verloopt niet altijd vanzelfsprekend. Wetgeving op het gebied van samenwerking werpt soms drempels op, zoals de termijn van 1,5 jaar om een opleiding te starten of stoppen. Ook de rol van colleges van bestuur mag niet worden onderschat. Bij succesvolle samenwerking waren alle partijen bereid in te leveren omwille van het grotere geheel.

Gebruikte literatuur bij het onderzoek

  • Berdowski, Z., Eshuis, P.H., & Oploo, M. van (2011). Kostenremanentie bij scholen voor primair onderwijs in krimpgebieden. Zoetermeer: Instituut voor Onderzoek van Overheidsuitgaven (IOO bv).
  • Cörvers, F. (2015). Krimpen zonder kramp. Demos, 31 (3), p. 4-7
  • Huitsing, G., & Bosman, M.H. (2011). Toekomstbestendig plattelandsonderwijs. Verkenning van mogelijkheden en belemmeringen voor samenwerking tussen dorpsscholen. Groningen: Rijksuniversiteit Groningen.
  • Nelen, A., Poortman, C., Grip, A. de, Nieuwenhuis, L., & Kirschner, P. A. (2010). Het rendement van combinaties van leren en werken. Een review studie. Enschede: Universiteit Twente.
  • OCW (2015). Referentieraming 2015. Den Haag: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW).
  • OECD (2013). Demographic change in the Netherlands. Strategies for resilient labour markets. Paris: Organisation for Economic Co-operation and Development (OECD).