Leerlingpopulatie speciaal basisonderwijs en speciaal onderwijs

Een Quickscan (vragenlijst over de leerling) die deel uitmaakte van het onderzoek geeft zicht op de kenmerken van de leerlingen die deelnamen aan het peilingsonderzoek. Omdat we specifiek geïnteresseerd zijn in mogelijke gevolgen voor de ontwikkeling van de mondelinge taalvaardigheid, beperken we ons tot informatie over het zorgprofiel van de leerlingen en de stimulerende en belemmerende factoren.

Leerlingpopulaties sbo en so heel verschillend

Het zorgprofiel werd geïnventariseerd door te vragen naar de aanwezigheid van een aantal specifieke beperkingen. De gediagnosticeerde stoornissen zijn vervolgens gegroepeerd naar bestaande zorgprofielen uit Passende perspectieven taal: profielschetsen (Langberg, Jansma, Fortgens & Van der Schie, 2012), namelijk: ADHD, ASS en andere beperkingen/een combinatie van beperkingen. Naast de zorgprofielen onderscheidt Passende perspectieven taal nog een aantal andere profielen met mogelijke gevolgen voor de taalontwikkeling, waaronder een profiel ‘lagere cognitie’. Ook dit profiel is in het peilingsonderzoek meegenomen.

Zoals te verwachten zien de leerlingpopulaties in het sbo en so, als het gaat om de zorgprofielen van leerlingen, er behoorlijk verschillend uit. In het sbo heeft een grote groep leerlingen geen gediagnosticeerde beperking (49 procent). Daarnaast heeft het sbo een relatief grote groep leerlingen met een lagere cognitie (13 procent).

sbo: Geen 49% ADHD 14% ASS 8% Lagere cognitie 13% Anders/Combi 16% so: Geen 19% ADHD 11% ASS 25% Lagere cognitie 3% Anders/Combi 41%

Percentage leerlingen zonder of met een gediagnosticeerd zorgprofiel in het sbo (n=1088) en so (n=259)

In het so heeft een relatief groot aandeel (een kwart) leerlingen ASS. Verder komen binnen het so vaker andere beperkingen of een combinatie van beperkingen voor (42 procent).

Stimulerende en belemmerende factoren

Naast het zorgprofiel is gekeken naar factoren die mogelijk een stimulerende en belemmerende uitwerking hebben op de prestaties van leerlingen.

Factoren met stimulerende, neutrale of belemmerende uitwerking
Factor Beschrijving
Executieve functies
Inhibitie Vermogen om impulsen te beheersen
Emotieregulatie Emoties onderkennen, regelen en in goede banen leiden
Planning en organisatie Het vermogen om een plan te maken en zaken zodanig te regelen dat het plan uitgevoerd kan worden
Zelfstandigheid In staat zijn om onafhankelijk van een ander praktische taken uit te voeren en keuzes te maken
Werkhouding
Motivatie In hoeverre een leerling zonder aansporing en beloning aan het werk kan gaan en blijven
Concentratie en aandacht Hoe lang en intensief de leerling de aandacht ergens op kan vestigen
Omgeving
Schoolwelbevinden In hoeverre de leerling zich fijn op school voelt, een goede relatie met de leerkracht heeft en zich sociaal aanvaard voelt
Thuissituatie In hoeverre de leerling vanuit thuis voor school wordt gestimuleerd (zoals veel voorlezen, interesse voor school, culturele uitstapjes). Daarnaast in hoeverre ouders realistische verwachtingen hebben en toezicht houden op het gedrag van hun kind

Over het algemeen en in zowel het sbo als het so, worden factoren vaker als belemmerend dan als stimulerend aangemerkt door de leerkrachten. De mate waarin er sprake was van stimulerende factoren ligt significant lager in het so dan in het sbo. Ook werden significant meer factoren belemmerend gevonden in het so dan in het sbo.

Als we kijken naar de bevindingen voor sbo- en so-leerlingen afzonderlijk, dan zien we dat leerlingen in het so vooral problemen ondervinden in het reguleren van hun emoties en het vermogen om impulsen te beheersen (inhibitie). Meer dan 60 procent van de leerlingen ervaart deze belemmerende factoren. In het sbo is dit het geval voor (minder dan) de helft van de leerlingen. Schoolwelbevinden werd het meest positief beoordeeld van alle factoren. Voor bijna de helft van de leerlingen in het sbo en so geldt dit als een stimulerende factor. Zelfstandigheid en motivatie worden voor een (ongeveer) even groot deel van de leerlingen als belemmerend als stimulerend ervaren.

De belemmerende en stimulerende factoren per zorgprofiel zijn in lijn met verwachtingen. Zo hebben leerlingen met ASS vooral moeite met het reguleren van hun emoties. Leerlingen met ADHD hebben, ten opzichte van leerlingen met andere zorgprofielen/zonder zorgprofiel, meer moeite met het beheersen van hun impulsen (inhibitie) en het geconcentreerd werken. Leerlingen met een lagere cognitie hebben relatief gezien meer moeite met plannen en organiseren en zelfstandig werken.