Meetinstrumenten

Meten is weten. De Peiling.Kunstzinnige oriëntatie bestaat uit een schriftelijke toets, een aantal praktische opdrachten en vragenlijsten. De schriftelijke toets geeft zicht op de kennis van cultureel erfgoed en kunst in het algemeen. Ook is in beeld gebracht hoe goed de leerlingen hun eigen gevoelens en die van anderen voor kunst kunnen onderbouwen. Met de praktische opdrachten (7 in totaal) is gekeken in welke mate leerlingen beelden, muziek, taal, spel en beweging gebruiken om gevoelens en ervaringen uit te drukken.

De meetinstrumenten voor de peiling Kunstzinnige oriëntatie zijn in opdracht van de inspectie door Cito ontwikkeld op basis van de kerndoelen en domeinbeschrijving van SLO. Met een valideringsbijeenkomst en de feedback van drie externe deskundigen zijn de instrumenten aangescherpt.

In het rapport 'Kunstzinnige Oriëntatie, Technisch rapport over resultaten Peil.onderwijs in 2015 (Cito)' vindt u meer informatie over de instrumentontwikkelingen en de kwaliteit van het instrumentarium.

Kerndoelen Kunstzinnige oriëntatie

  • 54 De leerlingen leren beelden, muziek, taal, spel en beweging te gebruiken om er gevoelens en ervaringen mee uit te drukken en om er mee te communiceren
  • 55 De leerlingen leren op eigen werk en dat van anderen te reflecteren
  • 56 De leerlingen verwerven enige kennis over en krijgen waardering voor aspecten van cultureel erfgoed

Nieuwe benadering: naast kennis ook houding en vaardigheden

Naast het meten van de kennis is ook gekeken naar de houding en vaardigheden van de leerlingen. Dit sluit aan op de procesgerichte benadering uit het leerplankader Kunstzinnige oriëntatie van SLO  en is een relatief nieuwe benadering van het gebied.

Theorietoets

De theorietoets bestond uit ‘kennis’ en ‘waarderingen’.

  • Voor de kennistoets zijn 66 opgaven ontwikkeld op het gebied van cultureel erfgoed en van kunst in het algemeen. 13 opgaven kwamen overeen met de peiling muziek uit 1997
  • Voor waardering zijn 36 open vragen gemaakt waarin leerlingen hun eigen of andermans gevoelens voor kunstzinnige uitingen moesten onderbouwen (17 eigen waardering en 19 waardering anderen)

Praktische opdrachten

Elke leerling voerde 1 praktische opdracht uit, alleen of in groepsverband. Per opdracht is de leerling of groep beoordeeld op vier fasen: oriënteren, onderzoeken, uitvoeren en evalueren. De leerlingen hebben ook zelf de start en het verloop van het proces beoordeeld. Er waren in totaal 7 opdrachten:

  • Beeldend - 3 individuele schets-/tekenopdrachten
  • Muziek - 2 groepsopdrachten rondom het thema ‘Machine’, groepjes van vier leerlingen maakten een klankstuk
  • Dans, drama – 2 groepsopdrachten rondom het thema ‘Machine’, groepjes van vier leerlingen maakten een voorstelling

Leerlingvragenlijst

De leerlingvragenlijst bestond uit:

  • Houding ten opzichte van de vier kunstdisciplines (attitude)
  • Inventarisatie van wat de leerlingen zelf zeggen te hebben geleerd van de lessen of projecten in groep 7 (leerervaring groep 7)
  • Inventarisatie van wat de leerlingen in hun vrije tijd hebben geleerd (vrijetijdsbesteding en culturele activiteiten)
  • Inventarisatie van achtergrondkenmerken van de leerlingen zoals geslacht, thuistaal, geboorteland leerling/moeder/vader en het verwachte brugklasniveau

Aanbodvragenlijst

De aanbodvragenlijst voor schoolleiders is ontwikkeld door het Kohnstamm Instituut en bestond uit twintig vragen over de inbedding in het curriculum, methodegebruik, leermiddelen, volg- en evaluatiesystematiek, ondersteuning en faciliteiten, en het binnen- en buitenschoolse aanbod van de scholen op het gebied van Kunstzinnige oriëntatie. Ook is gevraagd naar de achtergrondkenmerken van de leerkrachten van de leerlingen in groep 7 en 8.

Het Kohnstamm Instituut was ook verantwoordelijk voor de dataverzameling van het peilingsonderzoek Kunstzinnige oriëntatie. Meer informatie over de dataverzameling en de verantwoording hiervan vindt u in het 'Technisch rapport Veldwerk bij de scholen' van het Kohnstamm Instituut.