Hoe bereken ik de normen van mijn vestiging?

Voor de indicator Bovenbouwsucces hanteren we verschillende normen, afhankelijk van de onderwijssoort. We hebben verschillende normen omdat de feitelijke situatie zo is dat de onvertraagde voortgang in de bovenbouw van het voortgezet onderwijs sterk verschilt tussen de onderwijssoorten.

Voor drie van de vier indicatoren in het Onderwijsresultatenmodel, waaronder Bovenbouwsucces, passen we een correctie toe op de norm, op basis van de kenmerken van de leerlingenpopulatie van een school. In feite is deze correctie een korting, die stijgt naar gelang er meer leerlingen met een bepaald kenmerk op de school zitten.

Voor Bovenbouwsucces hebben we voor iedere onderwijssoort een norm berekend die geldt als uitgangspunt.

Tabel 3.0 Normen Bovenbouwsucces

Norm

vmbo-basis

88,00

vmbo-kader

87,00

vmbo-gt

87,00

havo

82,00

vwo

82,00

De getallen staan voor een percentage. In het vmbo-b moet dus over drie jaar gemiddeld minimaal 88,00% van de overgangen succesvol zijn geweest.
Er zijn drie mogelijke leerlingkenmerken waarvoor we corrigeren bij deze indicator:

  1. leerlingen die later zijn ingestroomd (zij-instroom)
  2. leerlingen uit een apcg-postcodegebied
  3. leerlingen die leerwegondersteunend onderwijs volgen.
Tabel 3.1 Correctiewaarden Bovenbouwsucces

apcg

Instroom

Opstroom

vmbo basis

-6,5%

-5,0%

-

vmbo-k

-5,0%

-4,5%

-

vmbo-gt

-7,5%

-4,5%

-

havo

-7,0%

-7,5%

-1,5%

vwo

-4,0%

-14,0%

-2,0%

Berekening van de schoolspecifieke norm

Bij alle indicatoren is de rekensom hetzelfde, alleen zijn de waarden waarmee wordt gerekend anders.

Rekenvoorbeeld voor de norm bij indicator Bovenbouwsucces

  1. Voor dit voorbeeld gaan we uit van een afdeling vmbo-k. De schoolspecifieke norm wordt bepaald op basis van de afgelopen drie jaren. Bepaal voor elk van die drie jaren hoeveel leerlingen in leerjaar 3 en 4 zaten met een kenmerk apcg of instroom.
  2. Tel deze aantallen op per kenmerk. Dat levert bijvoorbeeld de volgende aantallen op:
    apcg: 54
    zij-instroom: 6
  3. Vermenigvuldig deze getallen met de correctiewaarden in tabel 3.1. Dus:
    54 * -5,0 = -270
    6 * -4,5 = -27
  4. Tel deze waarden op, wat volgt is het totale correctievolume: 297
  5. Deel dit correctievolume door het totaal aantal leerlingen in leerjaar 3 en 4 van de afgelopen drie jaren. Bijvoorbeeld 320 leerlingen: 297 / 320 = 0,93
  6. De uitgangsnorm voor een kwalificatie ‘boven de norm’ bij deze indicator is bij vmbo-kader 87,00%. Na aftrek van de correctie is de schoolspecifieke norm 86,07%.

Meer informatie

Databron

De indicator is berekend met gegevens uit het DUO Register Onderwijsdeelnemers (ROD). Scholen van alle sectoren leveren de leerlinggegevens voor dit register aan DUO.

Uitzonderingen bij het bepalen van een succesvolle overgang
Er is een flink aantal uitzonderingen bij het bepalen van de succesvolle overgang, zoals voor leerlingen die uitstromen naar het PrO of speciaal onderwijs, VAVO of het mbo. 

Overige

De zogenaamde nieuwkomers, vreemdelingen als bedoeld in art.1, onder m, van de Regeling Leerplusarrangement VO, Nieuwkomers VO en eerste opvang Vreemdelingen 2009, en op 1 oktober van enig kalenderjaar korter dan één jaar dan wel tussen één en twee jaar in Nederland verblijven worden buiten beschouwing gelaten bij deze indicator.