Bewegingsvaardigheid basisschoolleerlingen afgenomen

De bewegingsvaardigheid van basisschoolleerlingen is de afgelopen tien jaar afgenomen, zo blijkt uit Peil.Bewegingsonderwijs einde (speciaal) basisonderwijs. In dit onderzoek, dat in het schooljaar 2016/2017 onder regie van de Inspectie van het Onderwijs is uitgevoerd, bleken leerlingen minder te presteren op vijf van de acht onderdelen die ook in 2006 gepeild zijn. De inspectie wil hiermee de aandacht vestigen op dit belangrijke onderdeel van het curriculum. Op de andere drie onderdelen zijn de vaardigheden gelijk gebleven. Het onderzoek wordt op 20 april 2018 gepresenteerd tijdens de Koningsspelen op OBS de Kariboe in Heemskerk.

Hoe scholen het aanbod bewegingsonderwijs inrichten is van belang voor de prestaties van leerlingen. Echter, de verschillen in bewegingsvaardigheid tussen leerlingen hangen vooral samen met kenmerken van leerlingen. Zo speelt BMI een rol. Hoe hoger de BMI, des te lager de bewegingsvaardigheid. Daarnaast scoren jongens op acht van de veertien onderdelen beter dan meisjes; meisjes presteren alleen beter op het onderdeel balansvaardigheid. Ook is er een sterk verband tussen de inschatting van de eigen sportieve vaardigheden en de daadwerkelijke bewegingsvaardigheid. Van de schoolkenmerken blijkt dat de inzet van een vakleerkracht voor groep 8 een positieve samenhang heeft met de score op drie van de 14 getoetste onderdelen.

Bewegingsvaardigheden ten opzichte van normgegevens gemiddeld tot laag

Op zes van de getoetste onderdelen kunnen de prestaties van leerlingen alleen worden vergeleken met (verouderde) normgegevens. Dan blijkt dat de grootste groep leerlingen einde basis- en speciaal basisonderwijs gemiddeld presteert op balvaardigheid, balansvaardigheid en motorische coördinatie (en in het sbo op dit laatste onderdeel met name ondergemiddeld tot laag).

Op de genormeerde shuttleruntest scoren groep 8-leerlingen meer dan op basis van de normgegevens verwacht in de categorie ‘zwak tot matig’ en schoolverlaters in het speciaal basisonderwijs in de categorie ‘zwak’. Op de 10x5 meter loop en de vertesprong scoren de deelnemende basis- en sbo-leerlingen met name in de normcategorie ‘laag’.

Meer samenwerking met buitenschoolse partners

Opvallende resultaten zijn verder:

Onderwijsaanbod

  • Basisscholen zijn in de afgelopen tien jaar meer samenwerkingen aangegaan met buitenschoolse partners.
  • De meeste scholen voor (speciaal) basisonderwijs bieden in groep 1 tot en met groep 8 2 lesuren van 45 minuten bewegingsonderwijs per week aan. Daarmee is het aantal lessen en lesminuten per week in het basisonderwijs in tien jaar tijd min of meer gelijk gebleven.
  • Meer dan in 2006 zetten basisscholen vakleerkrachten in om het bewegingsonderwijs voor basisschoolleerlingen in groep 8 te verzorgen. Een belangrijke kanttekening bij dit resultaatis dat de deelnemende scholen in 2006 minder vaak in stedelijk gebied lagen dan in 2016. In stedelijk gebied worden vakleerkrachten meer ingezet dan in niet-stedelijk gebied.
  • Er is weinig verandering in aangeboden bewegingsactiviteiten sinds 2006; nog steeds worden tik- en doelspelen het meest aangeboden.
  • Vakleerkrachten beoordelen zichzelf vaak hoger dan groepsleerkrachten op hun compe­tenties op het gebied van bewegingsonder­wijs.
  • Basisscholen werken, vaker dan in 2006, met een jaarplanning.

Bewegingsachtergrond leerlingen

  • Een grote en groeiende groep leerlingen sport 3 of meer keer per week in clubverband.
  • De meeste basisschoolleerlingen geven aan 1 tot 2 uur per dag tv te kijken. Zij besteden dezelfde hoeveelheid tijd aan spelletjes op de computer, mobiel, tablet of op de televisie. In het speciaal basisonderwijs zijn er meer leerlingen die langer dan 5 uur per dag tv kijken of computeren.
  • De meeste leerlingen fietsen of lopen vijf dagen per week naar school.
  • De houding van leerlingen tegenover bewegingsonderwijs is over het algemeen positief.

Aanpak Peil.Bewegingsonderwijs

Peil.Bewegingsonderwijs is in opdracht van de inspectie verricht door een consortium bestaande uit GION Onderwijs/Onderzoek, Cito, de afdeling Bewegingswetenschappen van het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG), het Instituut voor Sportstudies van de Hanzehogeschool Groningen en de afdeling Sport en Bewegen van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN).

In het najaar van 2016 is onderzoek gedaan bij een representatieve steekproef van 69 Nederlandse basisscholen (met 1.939 groep-8-leerlingen) en  20 scholen voor speciaal basisonderwijs (met 536 leerlingen).

Om de bewegingsvaardigheid van leerlingen in kaart te brengen, zijn veertien verschillende onderdelen afgenomen. Deze onderdelen hebben betrekking op de leerlijnen balans, mikken en jongleren, hardlopen, springen, zwaaien en doelspelen. De uitkomsten zijn vergeleken met een eerder door Cito in 2006 verricht peilingsonderzoek. Acht van de veertien onderdelen zijn ook in 2006 afgenomen.

Daarnaast is in het peilingsonderzoek de houding van leerlingen tegenover bewegingsonderwijs en hun eigen bewegingsvaardigheid in kaart gebracht evenals hun buitenschoolse beweging en vrijetijdsbesteding. Ook is er door middel van vragenlijsten informatie verzameld over het onderwijsaanbod bewegingsonderwijs en de competenties van leerkrachten op dit gebied.

Over Peil.Onderwijs

Sinds 2014 voert de inspectie de regie over periodieke peilingsonderzoeken in het primair onderwijs. Ze doet dat in opdracht van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW). Ze zet daarmee de PPON-peilingsonderzoeken voort die werden uitgevoerd door Cito.

Peilingsonderzoek aan het einde van het primair onderwijs brengt in kaart wat kinderen op dat moment kennen en kunnen op de verschillende inhoudsgebieden, ook in relatie tot de vorige peiling op hetzelfde inhoudsgebied (trend). Daarnaast geeft het onderzoek zicht op het onderwijsleerproces op het betreffende inhoudsgebied.

De uitkomsten van peilingsonderzoeken vormen de basis voor een dialoog over de inhoud, kwaliteit en het niveau van het onderwijs en bieden waardevolle inzichten aan scholen, schoolbesturen, beleidsmakers en methode- en toetsontwikkelaars. Om een eerste aanzet te geven voor deze dialoog, is in het eerste deel van Peil.Bewegingsonderwijs verslag gedaan van een reflectie op (de resultaten van) het onderzoek door een focusgroep van externe deskundigen op het gebied van bewegingsonderwijs.

De inspectie voert jaarlijks meerdere peilingen uit. Elk jaar wordt gerapporteerd over het taal- en rekenniveau van groep-8-leerlingen op basis van de eindtoets. Daarnaast houdt ze jaarlijks variabele peilingen over leergebieden die in de kerndoelen genoemd zijn. In 2017 zijn uitgebracht: Peil.Kunstzinnige Oriëntatie en Peil.Natuur en Techniek.

Peil.onderwijs is onderdeel van de stelstelmonitoring door de inspectie. Hierbij worden uitspraken gedaan over de resultaten op het niveau van het onderwijssysteem, niet op het niveau van individuele leerlingen en scholen. De inspectie gebruikt de resultaten van de peilingsonderzoeken uitdrukkelijk niet bij het toezicht op individuele scholen.