Sinds 1 augustus 2021 gelden nieuwe wettelijke eisen voor bevordering van burgerschap in het (speciaal) basisonderwijs, voortgezet onderwijs en speciaal onderwijs. Deze  wettelijke opdracht om ‘actief burgerschap en sociale cohesie’ te bevorderen, verduidelijkt de burgerschapsopdracht uit 2006. Voor mbo zijn er de al langer geldende wettelijke eisen zoals vastgelegd in de kwalificatie-eisen burgerschap.

Wettelijke eisen en onderwijsvrijheid

De wettelijke burgerschapsopdracht onderstreept dat bevordering van burgerschap en sociale cohesie een taak is die om gerichte aandacht van scholen vraagt. Scholen hebben veel ruimte om zelf te bepalen hoe ze hun burgerschapsonderwijs willen inrichten. Vrijheid van onderwijs is ook hier een belangrijk uitgangspunt.

De inspectie houdt toezicht op naleving van de wettelijke eisen met betrekking tot burgerschap. Die wet bevat minimumeisen waaraan iedere school moet voldoen. Verder kan het burgerschapsonderwijs ingevuld worden op een manier die past bij de missie van de school of instelling. Scholen en instellingen kunnen daardoor rekening houden met wat leerlingen of studenten nodig hebben en met wensen van ouders en de omgeving. En ze kunnen in hun burgerschapsonderwijs aansluiten bij hun levensbeschouwelijke visie en ideeën over onderwijs en leren.

Bevorderen van burgerschap

De wet verplicht scholen om actief burgerschap te bevorderen. Hieronder volgt een toelichting op de centrale elementen van het burgerschapsonderwijs zoals de wet dat voorschrijft.

Centrale elementen van burgerschapsonderwijs