Kwaliteitsborging en zelfbeoordeling

Met het themaonderzoek Beoordeling van de eigen kwaliteit in het mbo hebben we in kaart gebracht hoe mbo-instellingen omgaan met de beoordeling van de eigen kwaliteit. Wij willen hiermee stimuleren dat besturen de beoordeling van de eigen kwaliteit verder ontwikkelen als onderdeel van hun kwaliteitszorg.

Aanleiding en doel

Besturen zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit en de financiële continuïteit van onderwijs dat zij op hun instelling aanbieden en voor de ambities die zij op dit gebied hebben. Om te laten zien hoe zij deze verantwoordelijkheid nemen en wat de effecten van daarvan zijn, dient een bestuur zich hier regelmatig over te verantwoorden. De verantwoordelijkheid voor het uitvoeren van de beoordelingen van de eigen kwaliteit is wettelijk vastgelegd. Als inspectie streven we ernaar om ons externe toezicht aan te laten sluiten op de kwaliteit van het interne toezicht en de ambities van besturen.

In dit themaonderzoek brengen we voor het eerst thematisch in kaart hoe mbo-instellingen omgaan met de beoordeling van de eigen kwaliteit. Hiervoor hebben wij documentenonderzoek gedaan, diverse interviews met bestuurders en netwerkpartijen gehouden en twee themabijeenkomsten georganiseerd. Met dit onderzoek willen wij stimuleren dat besturen de beoordeling van de eigen kwaliteit verder ontwikkelen als onderdeel van hun kwaliteitszorg.

Bevindingen

In het rapport Beoordeling van de eigen kwaliteit in het mbo  leest u onze bevindingen. Deze zijn op hoofdlijnen de volgende:

  • Er is in het mbo brede consensus over de waarde van kwaliteitszorg en de verantwoordelijkheid die besturen hierin hebben. De instellingen uit ons onderzoek beschikken allen over een stelsel van kwaliteitszorg waarmee besturen het onderwijs en de examenprocessen in kaart brengen.
  • Er zijn nog weinig instellingen die de kwaliteit van het onderwijs over de gehele instelling beoordelen en deze expliciet ijken aan een norm. Veel vaker worden de opleidingen separaat bekeken, al dan niet door teams die hiervoor speciaal zijn opgeleid. In deze teams zitten vooral medewerkers van onderwijsinstellingen. Andere partijen zoals studenten, bedrijfsleven of maatschappelijke instanties worden wel geraadpleegd, maar hebben geen beoordelende taak.
  • Wanneer besturen wel tot beoordeling overgaan, hanteren bestuurders vaak algemeen erkende normen die zich richten op landelijke gemiddelden of het inspectiekader. Hiermee is de eigen beoordeling beperkt tot de basiskwaliteit. Minder vaak zien we dat besturen de kwaliteit van de gehele instelling of van een opleiding afzetten tegen een brede maatschappelijke of regionale opdracht. Ook nomen die voortkomen uit een eigen ambitie voor kwaliteit zien we nog niet zo vaak.
  • Het is in het mbo-veld nog geen gewoonte om extern te verantwoorden hoe het proces van de eigen beoordeling is ingericht, wat het resultaat van de beoordeling is en hoe het vervolg van de eigen beoordeling er uitziet. Hierdoor is het nog onvoldoende transparant hoe besturen invulling geven aan hun bestuurlijke verantwoordelijkheid op dit gebied en of dat tot betrouwbare informatie leidt.

Aanbevelingen

Op basis van ons onderzoek komen we tot de volgende aanbevelingen voor de mbo-instellingen:

  • Maak het proces en het resultaat van de beoordelingen van de eigen kwaliteit beter inzichtelijk waardoor duidelijk is waarom bestuurders vinden dat dit een betrouwbaar beeld geeft.
  • Benut de beschikbare informatie beter om tot een conclusie over kwaliteit te komen.
  • Benut de zelfbeoordeling om eigen aspecten van kwaliteit te bezien.
  • Betrek ook andere partijen bij de beoordeling van de kwaliteit.