Verschillen in rekenprestaties

Leerlingprestaties voor rekenvaardigheid verschillen tussen klassen en leerlingen. Het grootste deel van de verschillen is toe te schrijven aan kenmerken op leerlingniveau, een kleiner deel aan kenmerken op het niveau van de klas. Als we per schooltype kijken naar het aandeel klasverschillen, dan zien we dat de context van de klas in het sbo iets bepalender is voor de individuele leerlingprestaties dan in het bo.

We noemen hier puntsgewijs de belangrijkste bevindingen ten aanzien van de verschillen in rekenprestaties. De volledige informatie over alle bevindingen vindt u vanaf pagina 117 in het rapport.

  • Leerlingen in het bo en sbo die vaker zelfstandig werken, laten iets hogere rekenprestaties zien.
  • In het sbo behalen leerlingen aan wie rekenen-wiskunde via een traditionele, niet-realistische rekenmethode onderwezen wordt hogere rekenprestaties dan leerlingen die rekenonderwijs krijgen aan de hand van een andere rekenmethode.
  • Sbo-leerlingen van leerkrachten die vaker rekenspecifieke bijscholing hebben gevolgd, hebben een hogere rekenvaardigheid. In het bo hangen de rekenscores samen met de mindset van de leerkracht. Een fixed mindset (“Hoe goed je bent in rekenen is iets wat bij je hoort, waar je niet zoveel aan kunt veranderen”) gaat gepaard met lagere rekenprestaties.
  • Meer vertrouwen in eigen rekenvaardigheid hangt samen met hogere rekenprestaties. Leerlingen die hun rekenprestaties toeschrijven aan hun eigen inzet, behalen enigszins lagere rekenprestaties.
  • Een aantal algemene kenmerken hangt samen met verschillen in rekenvaardigheid van leerlingen. Zo zijn rekenprestaties hoger van leerlingen die leerlingen die thuis (bijna) altijd Nederlands spreken en die thuis meer boeken hebben (een indicator van sociaal cultureel kapitaal). Specifiek voor het bo geldt dat jongere leerlingen hogere prestaties halen en voor het sbo dat jongens hogere prestaties laten zien.