Prestaties leerlingen

We vergelijken de resultaten van leerlingen op de eindtoets in 2023 met die van 2022. Een vergelijking met eerdere jaren is niet mogelijk omdat er in 2019 en 2021 problemen waren rondom de normering van de referentieniveaus. In 2020 kon er geen eindtoets worden afgenomen vanwege de coronamaatregelen in het onderwijs. Met ingang van schooljaar 2023-2024 worden de eindtoetsen ‘doorstroomtoetsen’ genoemd en wordt voor al deze toetsen gewerkt met dezelfde normering. Door deze wijzigingen in het toetsstelsel, zal het stelselbeeld op basis van de doorstroomtoetsen in 2024 een nieuwe nulmeting zijn.

Uitleg: referentieniveaus

Wat leerlingen of studenten op het gebied van taal en rekenen moeten kunnen op belangrijke overgangsmomenten in hun onderwijsloopbaan, is vastgelegd in het referentiekader. Voor het einde van het bo, sbo en so gaat het om het fundamentele niveau 1F en het streefniveau 1S/2F. Het is de bedoeling dat zoveel mogelijk leerlingen aan het einde van het bo, sbo en so een zo hoog mogelijk niveau bereiken, met 1F als minimum. In het voortgezet onderwijs wordt hier vervolgens op voortgebouwd. Het streefniveau 2F is het algemeen maatschappelijk functioneel niveau. Dat is het niveau dat elke Nederlander minimaal zou moeten beheersen. Bij de introductie van de referentieniveaus is de ambitie geformuleerd dat minimaal 85% van alle leerlingen aan het einde van het primair onderwijs het 1F-niveau beheerst en minimaal 65% het 1S/2F-niveau.

In deze rapportage gebruiken we de resultaten van 4 van de 5 toegelaten eindtoetsen. De resultaten van ROUTE 8 laten we buiten beschouwing omdat men voor deze toets in 2023 een ander (psychometrisch) model is gaan gebruiken en de resultaten daardoor niet volledig te vergelijken zijn met die van 2022. Daarom wordt een substantieel deel van met name de sbo- en so-scholen niet meegenomen in dit rapport. De resterende groep scholen en leerlingen van het (s)bo is representatief voor de landelijke bo- en sbo-populatie naar de leerling- en schoolkenmerken die we in dit rapport meenemen. Voor het so zijn de uitkomsten uitsluitend representatief voor voormalige cluster 3- en 4-scholen en -leerlingen. 

We brengen de vaardigheid van leerlingen op de gebieden lezen, taalverzorging en rekenen in beeld op basis van de referentieniveaus. We kijken naar de behaalde fundamentele niveaus 1F en streefniveaus 1S/2F aan het einde van de schoolperiode in bo, sbo en so (voor taal zijn niveau 1S en 2F aan elkaar gelijk). Het is de bedoeling dat zoveel mogelijk leerlingen aan het einde van het bo, sbo en so een zo hoog mogelijk niveau bereiken, met 1F als minimum. In het voortgezet onderwijs (vo) wordt hier vervolgens op voortgebouwd. Het streefniveau 2F is het niveau dat elke Nederlander minimaal zou moeten beheersen om goed in de maatschappij mee te kunnen doen. Bij de introductie van de referentieniveaus werd voor rekenen de volgende ambitie geformuleerd, die later ook binnen het taaldomein is toegepast: minimaal 85% van alle leerlingen beheerst aan het einde van het primair onderwijs het 1F-niveau en minimaal 65% het 1S/2F-niveau. Voor het so zijn hier geen ambities voor geformuleerd. 

Meer leerlingen behalen streefniveau voor rekenen en taal

In 2023 is in zowel het bo, sbo als so het aandeel leerlingen dat het streefniveau beheerst voor rekenen, lezen en taalverzorging toegenomen. In het bo is de grootste stijging zichtbaar bij rekenen. Daar beheerst 46% 1S ten opzichte van 43% in 2022. Voor lezen is het aandeel op 2F in beide jaren 74% en voor taalverzorging steeg het aandeel op 2F van 63% naar 64%. De ambitie van 65% van de leerlingen op 1S/2F wordt in het bo dus gehaald voor lezen, maar niet voor rekenen en taalverzorging. In het sbo nam het aandeel leerlingen dat 2F beheerst vooral toe bij lezen: 20% ten opzichte van 18% in 2022. De beheersing van de streefniveaus ligt voor rekenen (van 3% naar 4%) en taalverzorging (van 6% naar 8%) een stuk lager dan voor lezen. In het so zien we de sterkste toename in de beheersing van het streefniveau voor taalverzorging: van 19% naar 23%. Voor rekenen weet 14% van de so-leerlingen het streefniveau te behalen tegenover 12% in 2022 en voor lezen 39% tegenover 37% in 2022. De ambitie van 65% van de leerlingen op het streefniveau wordt voor rekenen alleen gehaald door (s)bo-leerlingen met schooladvies havo/vwo of vwo. Voor lezen wordt deze ambitie gehaald door de (s)bo-leerlingen met het schooladvies vmbo gemengde of theoretische leerweg (vmbo-(g)t) of hoger. Voor taalverzorging lukt dit in het bo alleen de groep leerlingen met een schooladvies vmbo-(g)t of havo, of hoger en in het sbo alleen de groep met een schooladvies havo of hoger. 

Meer leerlingen halen het fundamentele niveau voor taalverzorging, minder leerlingen halen 1F voor lezen

Veel leerlingen in het bo beheersen het fundamentele niveau: voor lezen is dit met 97% net iets lager dan in 2022 (98%), voor taalverzorging is dit met 98% net iets hoger (97% in 2022). Voor rekenen is de beheersing van het fundamentele niveau net als in 2022 93%. Voor alle 3 leergebieden geldt dat minstens 85% het fundamentele niveau beheerst. Daarmee is de ambitie met betrekking tot het fundamentele niveau behaald. Wel valt op dat het aandeel bo-leerlingen dat 1F beheerst, afnam onder leerlingen met een schooladvies voor de meest praktijkgerichte opleidingen. Hetzelfde beeld tekent zich af in het sbo: voor lezen is het aandeel leerlingen dat 1F beheerst met 72% lager dan in 2022 (74%), voor taalverzorging steeg dit aandeel (58% in 2023, 57% in 2022). Net als in 2022 ligt het aandeel leerlingen dat 1F voor rekenen beheerst een stuk lager dan voor lezen en taalverzorging: in beide jaren behaalt 70% van de sbo-leerlingen dit niet. In het so beheersen 4 op de 5 leerlingen het fundamentele niveau op de taaldomeinen (lezen: 81%, taalverzorging: 78%). Voor lezen is dit een afname ten opzichte van 2022, voor taalverzorging een toename (in 2022 lezen: 83%, taalverzorging: 76%). Net als voor het bo en sbo ligt het aandeel leerlingen op 1F-niveau voor rekenen lager: 58% van de so-leerlingen behaalt dit. Dit is meer dan in 2022 (56%).

1S-rekenaars beheersen streefniveau vaak ook voor andere leergebieden 

De toename van het aantal leerlingen dat het streefniveau haalt op rekenen en de taaldomeinen, zien we terug in het aantal leerlingen dat op alle 3 leergebieden het streefniveau haalt. In het bo lukt dit 38% van de leerlingen (35% in 2022). In het so steeg dit percentage van 5% naar 9%. In het sbo behaalt minder dan 2% van de leerlingen het streefniveau op alle domeinen. Het aantal leerlingen dat 1F op geen van de 3 leergebieden haalt, steeg in het sbo van 17% naar 18%. In het bo en so bleef dit percentage (vrijwel) gelijk ten opzichte van 2022 (bo 0,4%, so 9%). Het vergelijken van prestaties tussen 2 leergebieden biedt inzicht in de samenhang tussen deze gebieden. Hieruit blijkt net als in 2022 dat goede rekenaars ook vaak goede lezers zijn: meer dan driekwart van de leerlingen met een rekenniveau 1S, weet voor lezen het streefniveau 2F te behalen (bo 93%, sbo 78%, so 88%). Andersom geldt dit echter een stuk minder. Ook is er in het sbo en so een aanzienlijke groep leerlingen die op 2F-niveau leest, maar het fundamentele niveau voor rekenen niet haalt (sbo 34%, so 14%). Hetzelfde patroon is zichtbaar voor de samenhang tussen rekenen en taalverzorging: goede rekenaars hebben ook een goede taalverzorging, andersom geldt dit minder.

Patroon van verschillen tussen meisjes en jongens in beheersing referentieniveau nu gelijk tussen schooltypen

Net als in 2022 zien we in het bo en so dat meisjes beter presteren op lezen en taalverzorging, terwijl jongens beter presteren op rekenen. Dit patroon zien we in 2023 ook in het sbo. Dit verschilt met 2022, want toen haalden jongens in het sbo voor alle leergebieden vaker het streefniveau. 

Beheersing referentieniveaus verschilt nog steeds tussen leerlingen met gelijke schooladviezen 

De beheersing van de referentieniveaus verschilt tussen de schooltypen bo, sbo en so. Maar hoe zit dit bij leerlingen met hetzelfde advies voor het vervolgonderwijs? Bij een gelijk schooladvies beheersen over het algemeen iets minder sbo- en so-leerlingen het fundamentele niveau dan bo-leerlingen. Dit beeld zagen we ook in 2022 en geldt met name voor het leergebied rekenen en voor leerlingen met meer praktijkgerichte leerwegen. Zo behaalt 47% van de bo-leerlingen met een advies voor vmbo-basisberoepsgerichte leerweg (vmbo-b) het 1F-niveau voor rekenen tegenover 25% in het sbo en 34% in het so. Opvallend is dat de verschillen in beheersing van de referentieniveaus tussen so- en bo-leerlingen met hetzelfde advies voor rekenen en taalverzorging kleiner zijn dan die tussen sbo- en bo-leerlingen. 

Beheersing referentieniveaus hangt sterk samen met het opleidingsniveau van de ouders en andere kenmerken van het gezin

Voor alle schooltypen geldt dat er, net als in 2022, een sterk verband is tussen het opleidingsniveau van ouders en de mate waarin hun kinderen de referentieniveaus voor rekenen, lezen en taalverzorging beheersen: leerlingen met ouders die meer theoretisch opgeleid zijn, beheersen vaker de referentieniveaus dan leerlingen met ouders die meer praktisch opgeleid zijn. Ook het inkomensniveau, de gezinssamenstelling en gezinsgrootte houden verband met de beheersing van de referentieniveaus. Leerlingen met een hoger huishoudinkomen halen gemiddeld vaker 1F of hoger dan leerlingen met ouders met een lager inkomen. Leerlingen uit tweeoudergezinnen en uit gezinnen met 1 of 2 kinderen behalen iets vaker 1F dan leerlingen uit eenoudergezinnen of grotere gezinnen (3 of meer kinderen). Voor het bo bekeken we de leerling- en schoolkenmerken die mogelijk verband houden met de beheersing van de referentieniveaus ook in samenhang. Daaruit komt naar voren dat de relatie met de migratieachtergrond complex is: als we rekening houden met overige kenmerken zoals huishoudinkomen en opleidingsniveau, zien we dat bo-leerlingen met een niet-Europese migratieachtergrond van de eerste generatie en Europese migranten van zowel de eerste als tweede generatie iets vaker de streefniveaus beheersen dan bo-leerlingen zonder migratieachtergrond. Wanneer we geen rekening houden met de verschillen in geregistreerd opleidingsniveau, behalen bo-leerlingen met een niet-Europese migratieachtergrond minder vaak het fundamentele en het streefniveau dan bo-leerlingen zonder of met een Europese migratieachtergrond. Dit betekent dat bo-leerlingen met een niet-Europese migratieachtergrond boven verwachting presteren, gegeven het geregistreerde opleidingsniveau van hun ouders. 

Meer deelnemers aan de eindtoets in het sbo en so sinds invoering verplichte eindtoets 

Vrijwel alle leerlingen in het bo en sbo maken de eindtoets. Een klein deel van de bo-leerlingen (2%) maakte deze niet in verband met een ontheffing. In het sbo nam 17% niet deel aan de eindtoets op grond van een ontheffing. Voor zowel bo als sbo is dit aandeel hoger dan in 2022. In het bo betreft het met name meer leerlingen die korter dan 4 jaar in Nederland verblijven en de Nederlandse taal nog onvoldoende beheersen. In het sbo zijn er meer leerlingen geregistreerd met de ontheffing ‘zeer moeilijk lerend’. Voor het so hebben we niet in beeld welke leerlingen tot de eindgroep behoren. We weten dus niet of de leerlingen die de eindtoets maakten ook álle leerlingen zijn die de eindtoets gemaakt zouden moeten hebben. Wel zien we dat de eindtoets met name wordt gemaakt door leerlingen uit voormalig cluster 3 of 4. 17,5% van de so-leerlingen die de eindtoets maakt, is afkomstig uit cluster 2 en minder dan 1% komt uit cluster 1. In totaal zijn er 1.830 so-leerlingen die op grond van een ontheffing niet deelnamen aan de eindtoets. Aan de hand van doorstroomgegevens naar het vo keken we, met terugwerkende kracht, in hoeverre alle leerlingen die een eindtoets in 2019, 2021 en 2022 hadden moeten maken, dit ook daadwerkelijk deden. Het beeld voor het bo is stabiel: in elk van de 3 jaren deed 2% van de leerlingen dit niet. Deze leerlingen hebben dus niet aan de eindtoets deelgenomen terwijl er voor hen ook geen ontheffing of reden voor niet-deelname is geregistreerd. In het sbo zien we dat het aandeel leerlingen dat doorstroomde naar het vo zonder een eindtoets of geregistreerde ontheffing, sinds de eindtoets verplicht is, daalde van 54% in 2019 naar 2% in 2021 en 4% in 2022. Deze leerlingen stromen voornamelijk door naar het praktijkonderwijs (pro) en voortgezet speciaal onderwijs (vso). In het so zien we dat het aandeel leerlingen dat doorstroomt zonder eindtoets of ontheffing zakte van 71% in 2019 naar 13% in 2021 en 17% in 2022. Deze leerlingen stromen voornamelijk door naar vso met het profiel dagbesteding.