Professionals reflecteren

Met het delen van de resultaten van Peil.Engels willen we een aanzet geven voor een brede dialoog over de inhoud, kwaliteit en het niveau van het onderwijs op het gebied van Engels. Ter inspiratie hebben we daarom aan een aantal professionals op het gebied van Engels gevraagd om samen te reflecteren op de resultaten en eerste suggesties te geven voor het verder verbeteren van het onderwijs in Engels.

Focusgroep

De professionals vormden een focusgroep met een vertegenwoordiging uit onderwijspraktijk, -beleid en -onderzoek. In de rapportage vindt u een uitgebreide weergave van dit gesprek. Een aantal onderzoeksresultaten viel de focusgroep op. Ze gingen daarover in gesprek.

Opleiding en vaardigheden leerkrachten

Ontevredenheid over Engels op de pabo

Opmerkelijk is dat zowel in 2012 als in 2018 het merendeel van de leerkrachten ontevreden is over de omvang en inhoud van het aanbod Engels op de pabo. Amy Klipp: “Tijdens de opleiding hebben studenten minder aandacht voor Engels. Ze zijn zich nog niet zo bewust van het belang van het vak en achteraf denken ze: ik had beter moeten opletten.” Jan Willem Chevalking is van mening dat er een gebrek aan opleidingstijd en stage-ervaring is voor Engels. De brede kennisbasis voor het vak is een goed initiatief, maar zou beter verankerd moeten worden in de opleiding als geheel. Dat gevoel deelt de focusgroep, want Evelien Krikhaar voegt toe: “Leerkrachten komen startbekwaam, maar niet beroepsbekwaam van de opleiding af. Het is net als met een rijbewijs. Pabo’s zouden daarom moeten samenwerken met scholen voor de nodige praktijkervaring. Zo zouden jonge leerkrachten de eerste jaren begeleid moeten worden.” Elsbeth Poot beaamt dat: “Je bent startbekwaam, wat betekent dat je nog ongelooflijk veel moet leren. Je ziet nu dat vvto-scholen meer investeren in de leerkracht als het gaat om Engels. Zij raken daardoor beter gekwalificeerd.”

Een aanzienlijk deel van de leerkrachten schat zelf in niet te voldoen aan het minimaal vereiste niveau voor het geven van Engels op de basisschool

De beperkte voorbereiding op de pabo is er wellicht deels de oorzaak van dat een aanzienlijk deel van de leerkrachten inschat B2-niveau niet te halen voor luisteren en lezen en met name voor spreken en schrijven. De focusgroep herkent het door leerkrachten zelf geschetste beeld. Toch schrikken zij er ook van. De deelnemers zijn unaniem van mening dat het niveau tenminste B2 behoort te zijn in combinatie met goede taaldidactische bekwaamheden. Gerard Westhoff: “In het verleden behaalde je aktes naast je basisopleiding. Voor nu zou kunnen gelden dat als je het B2-niveau niet haalt, dat je dan geen Engels mag geven.” Een oplossing zou wellicht de inzet van een vakleerkracht Engels kunnen zijn, zoals voor bewegingsonderwijs of muziek gebeurt. Paul Groot vult aan: “Als een leerkracht niet voldoende niveau heeft om Engels te geven, kan dit binnen het team wellicht worden opgelost door middel van teamteaching. Daarbij geeft een leerkracht in verschillende groepen Engels.” Karin Winkel benadrukt dat het werken aan je eigen taalvaardigheid niet ophoudt na de pabo.

 “Periodieke nascholing is van groot belang voor continuïteit en inspiratie.”
Karin Winkel (pabodocent Engels, Hogeschool Rotterdam)

Onderwijsleerproces

Kerndoelen en doelen uit de lesmethode meest bepalend bij inrichting onderwijs Engels

Samen met de kerndoelen zijn de doelen uit de lesmethode voor scholen het meest bepalend bij de inrichting van het onderwijs in het Engels. Omdat de doelen uit de lesmethode zo bepalend zijn voor de inrichting van het onderwijs, rijst de vraag of er in de lesmethoden voldoende aandacht is voor alle vaardigheden. Volgens de deelnemers dragen de lesmethoden momenteel niet bij aan de ideale verdeling van onderwijstijd over de verschillende vaardigheden. Spreek- en gespreksvaardigheid verdienen bijvoorbeeld meer aandacht en onderwijstijd vinden ze.

“Ik ben niet bekend met alle lesmethoden, maar over het algemeen is er te weinig aandacht voor spreekvaardigheid. Terwijl ik juist denk dat het spreken van de taal, zeker bij jonge kinderen, van wezenlijk belang is om durf om te spreken te ontwikkelen.’’ Elsbeth Poot, leerkracht en adjunct-directeur, Kraatsschool Bennekom

Coördinator of werkgroep Engels heeft positief effect

Het hebben van een coördinator of werkgroep voor het vak Engels draagt positief bij aan de resultaten op alle domeinen. Die samenhang is logisch volgens de gespreksdeelnemers: een coördinator zet het vak op de kaart. Hij of zij schrijft beleid, brengt knelpunten in kaart, zoekt nascholing, ontwikkelt een doorgaande leerlijn en houdt de stip op de horizon in de gaten. Volgens Evelien Krikhaar kun je een coördinator aanstellen als je een visie hebt op het onderwijs Engels. En als je een visie hebt, dan zie je dat terug in de onderwijsresultaten. “Dat hangt sterk samen”, zegt ze. “De coördinator is een soort start van zicht op onderwijskwaliteit. Zo’n werkgroep maakt het nog extra sterk: het komt op de kaart, je praat erover.”

Veel aandacht voor Engelse woordenschat

Uit het peilingsonderzoek blijkt dat zowel in de lessen als bij de toetsing en het geven van huiswerk de meeste aandacht uitgaat naar de Engelse woordenschat. De focusgroep herkent de dominante positie van dit domein ten opzichte van de andere domeinen. Janice Wierenga snapt dat er veel tijd gaat naar woordenschat: “Woordenschat is veilig. Dat spontane, bijvoorbeeld bij spreken en gesprekken, vinden leerkrachten spannend.” Ook de nadruk op woordenschat bij huiswerk is begrijpelijk volgens Amy Klipp: “Dat is meestal het stampwerk waar de ouders mee kunnen helpen.”

 “Dat woordenschat in het begin dominant is, snap ik, maar daarna moet je wel de stap zetten naar spreken en spontaan taalgebruik.”
Myrna Feuerstake, teamleider primair onderwijs, Nuffic

Dat blijkt moeilijk, want veel leerkrachten voelen zich daar ongemakkelijk bij. Dat vraagt dan ook veel meer vaardigheid van leerkrachten, aldus Jan Willem Chevalking. “Maar dat krijgen we op de pabo niet voor elkaar met die paar lessen die we daarvoor hebben.” Ook op het gebied van toetsen van gespreksvaardigheid valt voor leerkrachten nog veel te leren, vult Amy Klipp aan. “Dat zit nu nog niet in de opleiding en de kennisbasis van de pabo.”

Leerlingprestaties

Gespreksvaardigheid is belangrijk, maar behaalde niveaus stellen teleur

Tijdens de veldraadpleging met experts voorafgaand aan het peilingsonderzoek werd gespreksvaardigheid als belangrijkste te toetsen domein aangemerkt. Uit de resultaten blijkt dat leerlingen voor gespreksvaardigheid gemiddeld A1-niveau behalen; 31 procent van de leerlingen behaalt dit niveau niet. Eibo- en vvto-leerlingen verschillen niet van elkaar in hun gemiddelde prestatie en de behaalde ERK-niveaus.

De focusgroep is van mening dat het niveau van gespreksvaardigheid omhoog moet gezien de focus die op communicatie zou moeten liggen. Ze heeft ook ideeën voor de wijze waarop het niveau misschien omhoog gebracht kan worden. Facilitering van gespreksvaardigheid is belangrijk, niet alleen door meer aandacht hiervoor in methoden, maar ook door er meer lestijd voor uit te trekken en de (taal)vaardigheid van de leerkracht te vergroten. De kwaliteit van het onderwijs is van meer belang dan de kwantiteit.

 “Kwaliteit van wat je binnen een domein doet is belangrijk. Dus niet per se wat je doet en hoeveel je doet, maar hoe goed je het doet.”
Gerard Westhoff, emeritus hoogleraar vreemde-talendidactiek, Universiteit Utrecht

Methoden zouden een meer communicatieve aanpak moeten hebben, zegt Janice Wierenga. “Leerlingen zouden daadwerkelijk moeten praten met elkaar. Dit vraagt ook didactische kennis van de leerkracht als het gaat om het geven van onderwijs in vreemde talen.”

Nauwelijks verandering in leerlingprestaties tussen 2012 en 2018

De leerlingprestaties voor woordenschat en spreekvaardigheid verschillen niet tussen 2012 en 2018. Voor lezen en luisteren is er sprake van een (zeer) kleine daling in vaardigheid tussen 2012 en 2018.

Paul Groot geeft aan: “Ik had verwacht dat de toename van het aantal vvto-scholen en de aandacht voor vvto zou hebben geleid tot een stijging in de prestaties.” Toch is deze trend voor de meeste deelnemers niet onverwacht. Er zijn weliswaar meer vvto-scholen, maar dat betekent niet noodzakelijkerwijs dat er ook meer uren Engels gegeven worden, omdat de onderwijstijd op vvto-scholen onderling veel verschilt, zoals ook blijkt uit de resultaten van dit peilingsonderzoek.

Kortom, het feit dat er in 2018 meer vvto-scholen zijn dan in 2012, betekent voor de focusgroep niet dat er vanzelfsprekend ook een toename is in de leerlingprestaties ten opzichte van 2012.