Onderwijsaanbod

Peil.Natuur en Techniek geeft inzicht in het aanbod van basisscholen. Er is gevraagd naar: de inbedding van Natuur en Techniek in het curriculum, methodegebruik, volg- en evaluatiesystematiek, ondersteuning en faciliteiten, scholing van leerkrachten en activiteiten op het gebied van Natuur en Techniek op en buiten school. Dit is gedaan bij zowel representatieve scholen als voorhoedescholen.

Voorhoedescholen zijn scholen waarvan verondersteld wordt dat het aangeboden curriculum voor Natuur en Techniek een meerwaarde heeft voor (cognitieve) resultaten op dit vakgebied.

Inbedding in het curriculum

Ongeveer de helft van de scholen biedt de leerinhouden voor het domein Natuur en Techniek geheel afzonderlijk van de domeinen Ruimte (aardrijkskunde) en Tijd (geschiedenis) aan. De andere helft integreert de drie domeinen gedeeltelijk of helemaal.

Gemiddeld besteden scholen in de groepen 1 tot en met 4 bijna drie kwartier per week aan Natuur en Techniek. In groep vijf tot en met acht is dat bijna een uur. De verschillen in tijdsbesteding tussen scholen zijn echter groot.

Scholen verschillen ook van elkaar in de wijze waarop zij de onderwijstijd over de jaargroepen verdelen. Er zijn scholen die in de lagere groepen helemaal geen lestijd voor Natuur en Techniek inroosteren. Een vijfde deel van de scholen organiseert buitenschoolse activiteiten op het gebied van Natuur en Techniek.

Methodegebruik en volgsystematiek

Op de meeste basisscholen in Nederland (66%) is het gebruik van een methode leidend voor het onderwijsaanbod in Natuur en Techniek. De overige scholen werken meer aan de hand van thema’s en projecten (34%), waarvan ongeveer de helft in combinatie met een methode (15%).

Ongeveer de helft van de scholen biedt de leerinhouden voor het domein Natuur en Techniek geheel afzonderlijk van de domeinen Ruimte (aardrijkskunde) en Tijd (geschiedenis) aan. De andere helft integreert de drie domeinen gedeeltelijk of helemaal.

Vrijwel alle scholen toetsen de vorderingen van de leerlingen. Meestal met methodegebonden toetsen en/of aan de hand van een portfolio, spreekbeurt of werkstuk en soms ook met zelfontworpen toetsen. Van de scholen die de vorderingen volgen, biedt een zesde deel (17%) extra ondersteuning aan leerlingen die achterblijven(pre-teaching, extra uitleg, oefenstof).

Faciliteiten en ondersteuning

De meeste scholen beschikken over één of meer faciliteiten op het gebied van Natuur en Techniek:

  • Nagenoeg alle scholen gebruiken moderne media, zoals internetfilmpjes (98%).
  • Op ruim de helft van de scholen (54%) heeft elke leerling een computer (of laptop/tablet) tot de beschikking die niet of met hooguit één andere leerling hoeft te worden gedeeld.
  • 38% van de scholen beschikt over voldoende moderne materialen en gereedschappen voor Natuur en Techniek.
  • 30% heeft een apart computerlokaal.
  • 24% heeft een aparte ruimte of werkplaats voor onderwijs in Natuur en Techniek.

Opleidingskenmerken leerkrachten

De lessen worden doorgaans verzorgd door de groepsleerkracht. Slechts 5% van de scholen beschikt over een speciale vakleerkracht Natuur en Techniek. Op bijna een derde van de scholen krijgt de groepsleerkracht ondersteuning door een interne coördinator of werkgroep Natuur en Techniek. 15% wordt ook ondersteund door een pabo of universiteit.

Daarnaast hebben leerkrachten van één op elke drie scholen recentelijk bij- of nascholing gevolgd op het gebied van Natuur en Techniek, mogelijk omdat bij slechts een klein aantal leerkrachten daar in de vooropleiding specifieke aandacht aan is besteed.

Activiteiten op en buiten school

Twee derde deel van de scholen maakt ook gebruik van de diensten en producten van externe organisaties, of neemt deel aan speciale projecten of programma’s om kinderen kennis te laten maken met bèta en techniek.

Voorhoedescholen hebben een rijker onderwijsaanbod

Het onderwijsaanbod voor Natuur en Techniek op de onderzochte voorhoedescholen verschilt aanzienlijk van dat op de representatieve scholen. De voorhoedescholen roosteren bijvoorbeeld meer tijd voor dit onderwijs in, werken vaker aan de hand van thema’s en projecten aan Natuur en Techniek, beschikken over meer faciliteiten en maken vaker gebruik van externe ondersteuning, producten en diensten dan de representatieve scholen. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om: gebruik maken van materialen of activiteiten die door een regionaal wetenschapsknooppunt worden aangeboden, deelname aan de programma’s VTB en Talentenkracht van het Platform Bèta Techniek, bezoek aan het NEMO Science museum, werken met de diensten van Techniektalent.nu, Jet-Net en VHTO.