Burgerschapscompetenties leerlingen

Hoe staat het met de competenties van schoolverlaters van het speciaal (basis)onderwijs op het gebied van burgerschap? Hoe is de houding van s(b)o-leerlingen ten aanzien van het omgaan met verschillen en conflicten, het democratisch en maatschappelijk verantwoord handelen? Hoe is de kennis en vaardigheid van leerlingen op deze domeinen? En hoe staat het met hun seksuele weerbaarheid?

Onder burgerschapscompetenties verstaan we de competenties die nodig zijn om op een goede manier om te gaan met anderen, en om bij te dragen aan de samenleving, de democratie en de gemeenschappen waarin leerlingen (nu en later) leven. Daarbij zijn zowel kennis en houdingen als vaardigheden van belang, evenals het vermogen om deze op passende wijze in te zetten in de gegeven situatie (Dijkstra, 2012; Dijkstra et al. 2018).

In dit peilingsonderzoek brachten we de kennis, vaardigheden en attitudes in kaart voor de 4 sociale taken die jongeren als burgers in onze samenleving moeten kunnen vervullen. Daarbij gaat het om: ‘omgaan met conflicten’, ‘omgaan met verschillen’, ‘democratisch handelen’ en ‘maatschappelijk verantwoord handelen’. Burgerschapsvaardigheid is daarbij op 2 manieren gemeten: als toegepaste burgerschapskennis en als zelf-ingeschatte vaardigheid. Ook is de mate van seksuele weerbaarheid van sbo- en so-leerlingen onderzocht. Dit aspect van burgerschap is aan deze peiling toegevoegd, omdat uit de onderwijspraktijk blijkt dat in het s(b)o over het algemeen wat meer accent wordt gelegd op aspecten als seksuele weerbaarheid dan in het bo, waar het geen onderdeel was van de peiling.

Omdat er voor burgerschapscompetenties geen standaarden of beheersingsdoelen zijn, is het niet mogelijk de gemeten competenties direct en inhoudelijk te duiden. Wel kunnen we beschrijven hoe competenties verschillen tussen groepen leerlingen. Ook kunnen we gemeten competenties vergelijken met de competenties van groep 8-leerlingen in het basisonderwijs en met uitkomsten van een eerdere burgerschapsmeting in het s(b)o in 2011.

Uitgelichte resultaten Peil.Burgerschap

Burgerschapskennis groter bij so- dan sbo-leerlingen

In het so ligt de gemiddelde beheersing van opgaven die burgerschapskennis toetsen hoger dan in het sbo. In het sbo weet de helft van leerlingen meer dan 63% van de opgaven goed te maken; in het so geldt dit voor 75% van de leerlingen. Over alle afgenomen opgaven binnen de kenniscomponent van burgerschap tekent zich geen beeld af van specifieke domeinen die leerlingen structureel lastiger vinden dan andere.

Hoge samenhang tussen burgerschapskennis en de toepassing ervan

De mate waarin leerlingen hun burgerschapskennis kunnen toepassen, hangt nauw samen met de burgerschapskennis zelf. Net als bij de kennisopgaven, behalen de so-leerlingen gemiddeld een hogere score op de opgaven voor toegepaste burgerschapskennis dan sbo-leerlingen. De helft van de sbo-leerlingen weet meer dan 74% van de opgaven juist te beantwoorden, de helft van de so-leerlingen meer dan 82%.

Bij het inschatten van de eigen vaardigheid, zien we een ander beeld: in zowel het sbo als het so hebben 4 op de 5 leerlingen een matig tot redelijk vertrouwen in de eigen burgerschapsvaardigheid. De eigen inschatting van de vaardigheid is bevraagd voor de domeinen ‘omgaan met verschillen’ en ‘maatschappelijk verantwoord handelen’. Op stellingen die betrekking hebben op het omgaan met verschillen laten leerlingen een wisselend vertrouwen in de eigen vaardigheid zien. Daarentegen is het vertrouwen dat leerlingen hebben in aspecten van maatschappelijk verantwoord handelen eenduidiger. Met andere woorden, de mate van vertrouwen die leerlingen in hun eigen vaardigheid hebben, hangt af van het specifieke aspect van omgaan met verschillen.

Burgerschapshouding loopt flink uiteen en hangt samen met seksuele weerbaarheid

De burgerschapshouding van s(b)o-leerlingen varieert aanzienlijk: 4 op de 5 leerlingen hebben een burgerschapshouding die varieert tussen weinig positief en uitgesproken positief. Leerlingen in het sbo en so laten over het algemeen een relatief weinig positieve attitude zien op stellingen bij het domein ‘omgaan met conflicten’.

Als het gaat om seksuele weerbaarheid laat meer dan de helft van de s(b)o-leerlingen een hoge mate van seksuele weerbaarheid zien. De algemene houding ten aanzien burgerschap hangt samen met seksuele weerbaarheid: leerlingen met een positievere houding ten aanzien van burgerschap staan steviger in hun schoenen als het gaat om seksuele weerbaarheid en vice versa.


Kleinere verschillen in burgerschapsattitude en -vaardigheid tussen bo en s(b)o dan in kennis

Vergelijken we de gemeten burgerschapscompetenties met die uit de peiling in het bo, dan zien we dat groep 8-leerlingen in het bo meer burgerschapskennis hebben dan schoolverlaters in het sbo of so. Ook in een eerdere burgerschapspeiling in het s(b)o scoorden de bo-leerlingen beduidend hoger op het onderdeel burgerschapskennis dan s(b)o-leerlingen.

We zien minder grote verschillen tussen bo-leerlingen enerzijds en s(b)o-leerlingen anderzijds in de vaardigheid in het toepassen van kennis, de eigen inschatting van burgerschapsvaardigheden en burgerschapshoudingen. Tussen sbo-leerlingen en bo-leerlingen zijn de verschillen klein als het gaat om de vraag hoe positief hun houding ten aanzien van verschillende aspecten van burgerschap is. In het so geldt dit voor het kunnen toepassen van burgerschapskennis: so-leerlingen en bo-leerlingen verschillen hierin nauwelijks. De overige verschillen zijn middelgroot te noemen, dit geldt ook voor verschillen tussen s(b)o en bo-leerlingen in het inschatten van de eigen vaardigheid.

Meer resultaten

In Peil.Burgerschap einde s(b)o 2020-2021 leest u meer over de burgerschapscompetenties van schoolverlaters in het s(b)o. U vindt de informatie in deel B, hoofdstuk 2 Burgerschapscompetenties.