Uitdagingen en keuzes

Wat gebeurt er in de praktijk tijdens de lessen bewegingsonderwijs? Welke uitdagingen liggen er voor de toekomst? Om deze vragen te beantwoorden, is er naast het peilingsonderzoek Bewegingsonderwijs een verdiepende studie uitgevoerd. Een groep leerkrachten die heeft deelgenomen aan de peiling, is hiervoor benaderd. Met lesobservaties en interviews hebben we zicht gekregen op hun lespraktijk en de uitdagingen en keuzes waar hun scholen voor staan als het gaat om bewegingsonderwijs. Door deze praktijkvoorbeelden en uitdagingen te delen hopen wij scholen te inspireren bij het verder vormgeven van hun bewegingsonderwijs.

Download het 'Verdiepend onderzoek naar huidige lesgeefpraktijk van leerkrachten bewegingsonderwijs 2017'.

Hieronder gaan we in een aantal uitdagingen voor het bewegingsonderwijs. Het gaat hier om mogelijkheden die in de dagelijkse praktijk nog weinig benut worden. Een meer algemene uitdaging is om het bewegingsonderwijs iets minder afhankelijk te maken van de individuele invulling en interpretatie van leerkrachten.

Uitdaging 1: de rol van de leerkracht bij het stimuleren van een actieve leefstijl

Vragen die je hiertoe als school kunt stellen:

  • Wat is de plek van de leerkracht bewegingsonderwijs in de bredere omgeving?
  • Hoe is de relatie van de leerkracht met de buurtsportcoach en de combinatiefunctionaris?
  • Is onderwijs de plek voor het stimuleren van een actieve leefstijl of is een bredere positionering meer passend?
  • Hoe kan de leerkracht gefaciliteerd worden om de ambassadeursrol binnen de school beter te vervullen?
  • Hoe kunnen we het bewegen van leerlingen nog meer stimuleren binnen onze school? Welke mogelijkheden zijn er om de lessen in de klas (nog) actiever te maken?

Ideeën om het ambassadeurschap bewegingsonderwijs uit te dragen

  • Organiseren van een thema-ouderavond omtrent sport en bewegingsonderwijs in samenwerking met de groepsleerkrachten. Hierbij kan een leerkracht ouders en collega’s laten zien wat er zoal gedaan wordt op het gebied van sport en bewegen.
  • Een andere mogelijkheid is het thema sport- en bewegingsonderwijs tijdens een vergadering en/of studiedag op school, bestuur of samenwerkingsverband centraal stellen.

Idee om meer bewegen binnen de school te stimuleren

  • Het thema “sportieve gezonde school” omarmen en gezamenlijk vormgeven door groepsleerkrachten mede-eigenaar van het probleem te maken.
  • Kijk bijvoorbeeld welke beweegmomenten er tijdens lessen rekenen en taal mogelijk zijn. Benut daarin de adviserende rol van de vakleerkrachten.

Uitdaging 2: benut de mogelijkheden van digitale hulmiddelen

Digitale hulpmiddelen worden nog maar beperkt gebruikt ter ondersteuning van het motorisch leren. Deels is dit een bewuste overweging en deels heeft het ermee te maken dat niet overal de randvoorwaarden in orde zijn. Het gebruik van video-opnames lijkt veelbelovend omdat het observeren van eigen gedrag een erg goed middel kan zijn voor motorisch leren, zeker bij kinderen.

Vragen die je hiertoe als school kunt stellen:

  • In hoeverre is het gebruik van digitale hulpmiddelen wenselijk in de gymles? Op welke wijze zouden deze hulpmiddelen effectief ingezet kunnen worden tijdens de lessen bewegingsonderwijs?
  • Kunnen we het gebruik van digitale middelen een plek geven in onze visie op de gymlessen in de toekomst?
  • Zijn alle leerkrachten bewegingsonderwijs voldoende digitaal geletterd om digitale hulpmiddelen op een effectieve en leuke manier in te zetten tijdens de lessen?
  • Hoe kunnen we ervoor zorgen dat de privacy van leerlingen gewaarborgd wordt wanneer gebruik wordt gemaakt van video-opnames?

Voorbeeld gebruik video-delay

Eén van de leerkrachten in de verdiepende studie vindt video delay veelbelovend: “Bij video delay voert het kind zelf de beweging uit en kan hij of zij zelf de tijd instellen en bepalen hoe lang het duurt voordat het filmpje weer opnieuw wordt afgespeeld. Als je dus een sprong hebt gemaakt op de trampoline en je wil hem zelf terugzien dan loop je langs de tablet en dan kun je jezelf nog een keertje terugzien. En dat is heel waardevol, en leuk om te laten zien, maar ook voor de kinderen heel waardevol. Hoe spring ik nu? Of hoe maak ik nu de beweging? Dat vinden ze zelf super gaaf.”

Uitdaging 3: bijhouden van vorderingen

Het bijhouden van vorderingen en het gebruik van digitale systemen hierbij lijkt zich in een experimenteerfase te bevinden. In de verdiepende studie is er geen eenduidigheid over wat de leerkracht zou moeten beoordelen en hoe dat gedaan kan worden. Er zijn veel doelen die binnen het bewegingsonderwijs gesteld worden en die blijken sterk te variëren tussen leerkrachten. Dit maakt het lastig te beslissen welke vorderingen in kaart gebracht zouden moeten worden. Op dit moment is het verantwoorden van de rapportcijfers voor de deelnemende leerkrachten de belangrijkste reden voor het bijhouden van de vorderingen. Terwijl er ook kansen zijn voor bijvoorbeeld het reflecteren op het eigen handelen of het bijstellen van de leer- en lesplannen.

Uitdaging 4: waarborgen van veiligheid

Bewustwording van de eigen vaardigheden en veiligheid bij kinderen kost tijd. Dat betekent dat er door de jaren heen continuïteit moet zijn en één aanpak gehanteerd moet worden.

Vragen die je hiertoe als school kunt stellen:

  • Hoe kunnen we zorgen voor continuïteit en een integrale aanpak als het gaat om veiligheid en de bewustwording en reflectie van leerlingen op het eigen handelen?
  • Kunnen we hiervoor een visie op schoolniveau, dus leerkrachtoverstijgend, ontwikkelen? Kunnen we hierbij de lerarenopleidingen, waaronder de ALO’s, betrekken?

Uitdaging 5: differentiëren

Differentiatie is geen eenvoudige opgave binnen bewegingsonderwijs, zo blijkt uit de verdiepende studie. Van belang hierbij is de inschatting van de capaciteiten van de leerlingen, de didactische competentie van de leerkracht en de samenstelling van de groep.

Vragen die je hiertoe als school kunt stellen:

  • Hoe kun je als leerkracht die meerdere klassen lesgeeft een goed overzicht houden van de vaardigheden van de leerlingen over de verschillende leerlijnen?
  • Is het mogelijk om leerlingen zelf doelen te laten stellen en een plan te laten maken om deze doelen te bereiken? Als leerlingen ook hun eigen vorderingen bijhouden dat biedt dit mogelijkheden tot differentiatie gestuurd vanuit de leerlingen.
  • Welke mogelijkheden biedt een digitaal volgsysteem en een digitaal middel als video delay hierbij (zie de uitdagingen 2 en 3)?

De voordelen van het werken met het leren in verschillende vakken, bijvoorbeeld het drie vakken systeem:

  • Het leidt volgens de leerkrachten uit de verdiepende studie tot veel beweegtijd per kind.
  • Het biedt de mogelijkheid tot het geven van feedback in kleine groepen.
  • Je kunt werken aan verschillende leerlijnen in één les.
  • Er zijn veel mogelijkheden tot differentiatie en tussentijdse instructie.

Het kan uitstekend bijdragen aan het werken aan reguleringsdoelen.

Uitdaging 6: vervullen van de basisbehoefte van autonomie

De basisbehoefte van autonomie omvat meer dan alleen zelfstandigheid. Het bevat ook het zelf keuzes maken of (gedeeltelijke) zeggenschap hebben over de bewegingsactiviteiten door leerlingen. Dit is een belangrijke voorbereiding op zelfstandig spelen en sporten buiten de schoolse context. In de verdiepende studie blijkt dit in de lessen vooral terug te komen bij tikspellen, waarbij de kinderen de tikker zelf mogen kiezen. Het is echter belangrijk de behoefte aan autonomie ook met andere spellen en in andere vormen van bewegingsonderwijs in te vullen, en breder dan alleen zelfstandigheid.

Vragen die je hiertoe als school kunt stellen:

  • Welke mogelijkheden zijn er om leerlingen de kans te geven een eigen inbreng te hebben bij zowel de invulling van de lessen als het niveau waarop ze bezig zijn?
  • Kunnen we gebruiken maken van bestaande methoden gericht op zelfregulatie(bijv. ZIP-coach)? Sluiten deze aan bij onze visie?

Uitdaging 7: professionalisering binnen de school

Het leren van andere (vak)leerkrachten en bewegingswetenschappers blijkt de belangrijkste bron van professionalisering te zijn voor de leerkrachten die aan de verdiepende studie hebben deelgenomen. Dit kan bijvoorbeeld door een bezoek aan landelijke of regionale congressen, studiedagen en workshops.  Een andere bron is door samenwerking met (vak)leerkrachten van andere scholen of door het leren van andere leerkrachten bínnen dezelfde school. Dit laatste bleek bij de leerkrachten in de studie minder aan de orde. Daarin ligt een kans.

Vragen die je hiertoe als school kunt stellen:

  • Kan er collegiale intervisie zowel op pedagogisch als didactisch vlak georganiseerd worden met andere (groeps)leerkrachten? Hoe willen we deze intervisie inrichten? Wat willen we met de samenwerking bereiken?