Prestaties in groep 8

In het peilingsonderzoek zijn de algemene motorische vaardigheden van leerlingen in groep 8 gemeten, zoals balans en balvaardigheid. Daarnaast is er gekeken naar fitheid en kracht. Ook rollen over een verhoogd vlak en andere specifiek in het bewegingsonderwijs geoefende vaardigheden, zijn getest. Bij twee van de veertien onderdelen is ook onderzocht hoe kinderen hun eigen bewegingsvaardigheid en die van hun medeleerlingen inschatten.

Om de bewegingsvaardigheid van leerlingen in kaart te brengen zijn de volgende onderdelen afgenomen:

Leerlijn balans

  • Balansvaardigheid
  • Balanceren over een instabiel vlak
  • Leerlijn mikken en jongleren
  • Balvaardigheid
  • Mikken op een verhoogd doel
  • Werpen en vangen met een kleine bal via de muur
  • Tennissen via de muur

Leerlijn hardlopen

  • 10x5-meterloop
  • Shuttlerun
  • Motorische coördinatie en verplaatsingsvaardigheden

Leerlijn springen

  • Wendsprong over de kast
  • Rollen over verhoogd vlak
  • Vertesprong

Leerlijn zwaaien

  • Touwzwaaien met landing halve draai

Leerlijn doelspelen

  • Eindvakbal
Score ten opzichte van de normwaarde in het bewegingsonderwijs

Onderdelen waarop een trendvergelijking mogelijk is

De teruggang van de bewegingsvaardigheid van leerlingen op vijf van de acht onderdelen die ook in 2006 zijn gemeten, trok ook meteen de aandacht van de focusgroep. Zij nemen de resultaten gezamenlijk onder de loep en zoeken naar verklaringen.

Zo is het voor de focusgroep verklaarbaar dat de toename van vakleerkrachten nog niet heeft geleid tot betere prestaties.

Diana Terlingen: “Vakleerkrachten en vakspecialisten verzorgen een veelzijdig aanbod. Er is een breder aanbod dan in het peilingsonderzoek gemeten. Er zijn meer sporten en die worden ook aangeboden.”

Ivo van Hilvoorde (lector Bewegen, School en Sport): “De vraag is of je die intrinsieke motivatie bij onderdelen als de vertesprong en hardlopen voldoende aanspreekt. Mogelijk is dit een verklaring waarom de prestaties op dergelijke onderdelen ondergemiddeld tot laag zijn in vergelijking met de normen. Bovendien ondernemen kinderen thuis ook niet spontaan dit soort activiteiten, maar zijn ze bijvoorbeeld wel met ballen in de weer.”