Tevredenheid over ondersteuning door het bestuur in het primair onderwijs tijdens de coronapandemie

De inspectie heeft in alle sectoren van het onderwijs een onderzoek uitgevoerd naar de gevolgen van corona. Op deze pagina leest u over de ondersteuning van de besturen aan scholen tijdens de coronacrisis. Het onderzoek vond plaats in de periode mei tot en met juli 2021. We voerden gesprekken met besturen, schoolleiders, intern begeleiders en leraren; leerlingen van groep 7 en 8 vulden een digitale vragenlijst in. Onderaan deze pagina vindt u ook het technisch rapport met de data, de opzet en de verantwoording van het onderzoek.

Scholen waardeerden ondersteuning en sturing van het bestuur

Scholen in het primair onderwijs konden veelal zelf bepalen welke maatregelen zij namen tijdens de coronacrisis. Het bestuur had in veel gevallen wel afspraken gemaakt over de uitvoering van de coronamaatregelen (58%), maar onderwijsinhoudelijk namen scholen de beslissingen meestal zelf. Grote scholen en scholen met een hoge schoolweging gaven vaker aan dat het bestuur afspraken had gemaakt over de uitvoering van de coronarichtlijnen (69 en 74%) dan middelgrote scholen (47%) en scholen met een lage schoolweging (45%). Hoe hoger de schoolweging hoe complexer de leerlingenpopulatie. De schoolweging loopt van 20 tot 40. Lees hierover meer op de pagina Schoolweging primair onderwijs.

Scholen legden verantwoording af via de reguliere manier van periodieke rapportages en via gesprekken met het bestuur. Scholen hebben over het algemeen veel ondersteuning ervaren van het bestuur. Scholen ervaarden minder sturing van het bestuur, maar waardeerden dat zij die autonomie en eigen verantwoordelijkheid konden nemen. Scholen waardeerden de sturing van het bestuur met gemiddeld een 7,6.

Besturen waren vooral goed geïnformeerd over de cognitieve ontwikkeling

Scholen informeerden hun bestuur goed over de gevolgen van de coronacrisis voor de cognitieve ontwikkeling van hun leerlingen, waardoor besturen grotendeels hetzelfde beeld hadden als de scholen. Besturen hadden iets minder zicht dan scholen op de gevolgen voor de sociaal-emotionele ontwikkeling, het welbevinden en de sociale en maatschappelijke competenties (burgerschap) van leerlingen. Verder gaf ongeveer 40% van de besturen aan dat ze minder wisten over de gevolgen voor de kleuters dan voor de leerlingen in de groepen 3 tot en met 8. Van de besturen met nieuwkomersvoorzieningen had ongeveer een vijfde van de besturen minder of veel minder zicht op de gevolgen voor de leerlingen in deze voorzieningen in vergelijking met het regulier basisonderwijs. Het zicht van besturen op de ontwikkeling van leerlingen in het speciaal basisonderwijs was vergelijkbaar met hun zicht op de reguliere scholen.

Maatregelen besturen gericht op professionalisering en ander personeelsbeleid

De meeste besturen gaven aan maatregelen te nemen tijdens de coronacrisis. Twee pijlers werden door ongeveer de helft van de besturen genoemd, namelijk personeel, en aanbod en instructie. De maatregelen op het gebied van personeel waren zichtbaar in de gerichtheid op professionalisering en kennisdeling, de extra aandacht die besturen gaven aan de scholen en teams, en personeelsbeleid in brede zin (extra personeel, extra uren parttimers, sterke leraren daar waar nodig). De andere pijler was gericht op aanbod en instructie (door bijvoorbeeld te investeren in goede programma’s, verbeteren van het leerstofaanbod of extra aandacht voor de basisvaardigheden). Ook noemde een derde van de besturen de aanschaf van digitale hulpmiddelen en de samenwerking in de regio.

We zagen dat de meeste besturen tenminste in redelijke mate prioriteiten stelden met betrekking tot het onderwijs. Al formuleerde slechts 28% van de besturen in (zeer) belangrijke mate doelen die hierbij aansloten.