Gevolgen van corona voor socialisatie van mbo-studenten
De inspectie heeft in het mbo verdiepend onderzoek uitgevoerd naar de gevolgen van de coronacrisis voor de socialisatie van de studenten. Het onderzoek werd uitgevoerd onder studenten en onderwijsteams (docenten en teamleiders) van 28 opleidingen in de Beroepsopleidende Leerweg (BOL) aan bekostigde instellingen in de periode april tot juni 2021.
Een samenvatting van de resultaten vindt u in de factsheet Gevolgen van corona voor socialisatie van mbo-studenten.
In gesprek met docenten en studenten over hun ervaringen
Het Expertisecentrum Beroepsonderwijs (ECBO) en de inspectie gingen tijdens een online bijeenkomst in gesprek met docenten en studenten over hun ervaringen en goede voorbeelden. De bijeenkomst is terug te kijken op de website van het ECBO.
Het welbevinden van mbo-studenten is verslechterd tijdens de coronacrisis. Onderwijsteams hadden dit in beeld en zij hadden hier aandacht voor in de mentorgesprekken en de lessen. Daarnaast was er hulp en ondersteuning voor studenten met wie het slechter ging. Wel ervoeren studenten soms nog een drempel om hulp te vragen, waardoor studenten niet zeker waren dat iedereen de benodigde hulp kreeg.
Het gaat slechter met studenten
In mentaal, sociaal en fysiek opzicht ging het slechter met de studenten die we gesproken hebben in vergelijking met voor de coronacrisis. Het grootste deel (39 procent) van de studenten zei dat het even goed ging, ongeveer een derde van de studenten zei dat het slechter ging. We hebben niet van studenten gehoord dat het beter met ze ging. De onderwijsteams gaven eenzelfde beeld over het welbevinden van de studenten. Het grootste deel van de onderwijsteams zei dat het slechter met de studenten ging, de overige teams zeiden dat het net zo goed met de studenten ging. Het verminderde welbevinden kwam volgens de teams door een gebrek aan sociale contacten en het gemis van school en structuur. Verder zagen de teams dat een deel van de studenten vereenzaamde of angst- en stemmingsklachten kreeg.
Onderwijsteams hadden aandacht voor welbevinden
Alle onderwijsteams die we gesproken hebben gaven aan dat ze een beeld hadden van het welbevinden van hun studenten tijdens de coronacrisis. Vrijwel alle teams verkregen dit beeld vanuit de studieloopbaan-/mentorgesprekken. Daarnaast vormden signalen die studenten in de lessen gaven een informatiebron en, in mindere mate, ook de signalen vanuit de beroepspraktijkvorming-begeleiders. Bijna twee derde van de onderwijsteams zei dat ze tijdens de coronacrisis in de lessen meer tijd besteedden aan het welbevinden van studenten. Ze deden dit door aan het begin van de les in te checken door alle studenten te vragen hoe het met hen ging. Daarnaast maakten ze tijdens de lessen ruimte voor het sociale aspect, bijvoorbeeld door meer ruimte te bieden om met elkaar te praten, en probeerden studenten zo veel mogelijk individuele aandacht te geven.
Hulp voor studenten die dat nodig hebben
Bij vrijwel alle opleidingen gaven studenten aan extra hulp of ondersteuning vanuit school te kunnen krijgen, als ze dat nodig hadden. Ze konden vaker naar school komen, hadden vaker contact met hun mentor/studieloopbaanbegeleider en er was gespecialiseerde zorg beschikbaar. Docenten bevestigden dit beeld en voegden daaraan toe dat ze buiten lesuren meer beschikbaar waren voor studenten, bijvoorbeeld via Whatsapp. Meer dan de helft van de studenten gaf aan dat de aangeboden hulp de juiste hulp was.
Verbeterpunten
Toch zagen studenten ook verbeterpunten. Als we studenten vroegen wat er beter kon, gaven ze vaak aan dat ze meer of beter contact met hun mentor wilden. Als het niet goed ging of ze hulp nodig hadden, moesten ze dat zelf aangeven. Studenten zouden willen dat signalen - zoals veel afwezigheid in de lessen - beter opgemerkt werden, omdat sommige studenten een drempel om hulp te vragen ervoeren. Tot slot hielp het voor het welbevinden van studenten om naar school te kunnen komen. Studenten die ten tijde van het onderzoek al vaker naar school gingen, gaven aan dat het sinds dat moment weer beter met ze ging.
Totaal | |
---|---|
Ja, het gaat gemiddeld gezien slechter met ze dan voor corona, volgens de meeste teamleden | 17 |
Ja, gemiddeld gezien is dit niet anders dan voor corona, volgens de meeste teamleden | 11 |
Ja, het gaat gemiddeld gezien beter met ze dan voor corona, volgens de meeste teamleden | 0 |
Nee, we hebben geen beeld-weet niet, volgens de meeste teamleden | 0 |
De antwoorden van de teamleden zijn verschillend | 0 |
Gebaseerd op 28 gesprekken met gemiddeld 5 gesprekspartners (docenten en teamleider). "De antwoorden van de teamleden zijn verschillend’ is gescoord als er onder de teamleden geen duidelijke meerderheid voor een van de antwoordcategorieën was."
Door de noodzaak tot digitaal onderwijs stond de maatschappelijke ontwikkeling van studenten in het mbo onder druk. Online lessen maakten het voeren van gesprekken namelijk lastig, terwijl gesprekken juist van belang zijn voor het stimuleren van de maatschappelijke ontwikkeling. Bij veel opleidingen werden hierdoor met name gevoelige onderwerpen minder besproken. Andere actualiteiten kwamen wel regelmatig aan bod.
Gesprekken voeren in online lessen moeilijk
Bij twee derde van de onderzochte opleidingen vonden de lessen burgerschap digitaal plaats. Het doel van burgerschapslessen is de maatschappelijke ontwikkeling van studenten stimuleren, en het bespreken van actualiteiten is hierbij een onderdeel. Dat deze lessen digitaal plaatsvonden had echter beperkingen, wat zowel de studenten als de docenten ervoeren. Online lesgeven bleek namelijk minder geschikt voor een dialoog of groepsgesprek, wat juist van belang is bij de burgerschapslessen. Daarnaast gaven docenten aan dat ze signalen van studenten minder makkelijk opvingen in de online les en daardoor was inspelen op het gedrag en de non-verbale communicatie van studenten moeilijker. Docenten noemden slechts enkele voordelen van digitale lessen, waaronder het makkelijk toesturen van lesbrieven of instructiefilmpjes. Ook gastsprekers konden volgens enkele onderwijsteams makkelijker aansluiten - hoewel bij andere opleidingen gastsprekers juist zijn afgezegd.
Gevoelige onderwerpen vaker vermeden
Vooral het bespreken van gevoelige onderwerpen was lastig door de bovengenoemde beperkingen van online lessen. Zowel de burgerschapsdocenten als de overige docenten die we spraken gaven aan dat gevoelige onderwerpen daardoor met minder diepgang of helemaal niet werden besproken. Ook de verminderde veiligheid bij afstandsonderwijs, zoals ouders en vrienden die konden meeluisteren, beperkte de mogelijkheid om gevoelige onderwerpen te bespreken. Seksualiteit en geestelijke gezondheid werden genoemd als voorbeelden van gevoelige onderwerpen die minder besproken werden.
Actualiteiten meestal evenveel behandeld als voor corona
Alhoewel gevoelige onderwerpen minder vaak werden besproken, kwamen minder gevoelige actualiteiten wel regelmatig aan bod, zei ongeveer de helft van de studenten die we spraken. Voorbeelden van onderwerpen die aan bod kwamen zijn politiek en de verkiezingen, hygiënemaatregelen en de economische gevolgen van de pandemie. Om te peilen hoe de aandacht voor de maatschappelijke ontwikkeling tijdens corona anders was, vroegen we studenten naar het bespreken van actualiteiten. De antwoorden van studenten schetsen een tamelijk eenduidig beeld hoe de niet-burgerschap-docenten hierover dachten. Het grootste deel van de studenten en docenten gaf aan dat actualiteiten evenveel aandacht kregen als voor corona. Dit gebeurde vooral tijdens de lessen burgerschap en in mindere mate tijdens studieloopbaan- of andere lessen. Tegelijkertijd gaven studenten bij een derde van de opleidingen aan dat er bij hen op school geen actualiteiten werden besproken. In de meeste gevallen was dit niet anders dan voor corona. Daarnaast verschilde het per opleiding of studenten behoefte hadden aan het bespreken van actuele onderwerpen, als daar tijdens de coronacrisis geen aandacht voor was. De helft wilde hier wel meer aandacht voor omdat ze dit belangrijk en interessant vonden, terwijl de andere helft van deze studenten hier niet het nut van inzag en het prima vond als actualiteiten niet besproken werden.
Studenten | Docenten (niet-burgerschap) | |
---|---|---|
Minder tijd, volgens de meeste | 11% | 14% |
Meer tijd, volgens de meeste | 22% | 21% |
Evenveel tijd, volgens de meeste | 50% | 54% |
Ze ervaren dit verschillend | 6% | 11% |
Weet niet, volgens de meeste | 11% | 0% |
Gebaseerd op 28 gesprekken met gemiddeld 5 studenten en 28 gesprekken met gemiddeld 5 teamleden (docenten en teamleider). Noot: Studenten is specifiek gevraagd naar actualiteiten en niet-burgerschap-docenten naar de maatschappelijke ontwikkeling. ‘De studenten/teamleden reageren verschillend’ is gescoord als er onder de studenten/teamleden geen duidelijke meerderheid was voor een van de antwoordcategorieën.
Doordat veel lessen online plaatsvonden, hadden studenten minder contact met elkaar. Ook werden sommige vaardigheden minder ontwikkeld - zoals samenwerken - of juist beter ontwikkeld, zoals initiatief nemen. Onderwijsteams deden veel verschillende dingen om negatieve gevolgen te beperken. Voorwaarde hiervoor was naar eigen zeggen dat ze, ondanks mogelijke belemmeringen, een veilige sfeer creëerden in de online omgeving.
Studenten hadden minder contact met elkaar
Bij twee derde van de onderzochte opleidingen gaven studenten aan dat ze minder contact met elkaar hadden. Als studenten wel contact met elkaar hadden, was dit meestal via social media en, als dit mogelijk was, op school. Volgens driekwart van de studenten organiseerde de opleiding geen extra activiteiten om ervoor te zorgen dat studenten elkaar ontmoetten. De enkele keren dat dit wel gebeurde, was dit voornamelijk buiten. Studenten vertelden bijvoorbeeld dat ze met de klas pannenkoeken hadden gegeten op het strand. Veel studenten gaven aan te snappen dat er minder activiteiten werden georganiseerd, maar hadden het liever anders gezien. In veel van de gesprekken gaven studenten aan elkaar te willen ontmoeten, door middel van activiteiten of door gewoon naar school te gaan.
Sommige vaardigheden beter ontwikkeld, andere minder
Het merendeel van de onderwijsteams die we spraken, had het idee dat de coronacrisis invloed had op de sociale ontwikkeling van studenten. Sociale vaardigheden die volgens onderwijsteams minder goed zijn ontwikkeld, zijn samenwerken, feedback geven en klantcontact. Dit zijn aspecten die niet alleen in de beroepscontext relevant zijn, maar ook breder in de maatschappij. Andere vaardigheden, maar niet zozeer sociale vaardigheden, zijn volgens onderwijsteams beter ontwikkeld. Onderwijsteams benoemden dat studenten meer initiatief namen en ze meer doorzettingsvermogen toonden, ook als situaties anders liepen dan verwacht.
Inzet om negatieve effecten te beperken
Om negatieve gevolgen van de coronacrisis op de sociale ontwikkeling van studenten zo veel mogelijk te beperken, deden teams verschillende dingen . Die inzet was afhankelijk van dat wat zij nodig achtten. Zo gaven docenten aan dat ze studenten veel in kleine, vaste groepjes lieten werken om zo de teamvorming en groepsdynamiek te ontwikkelen. Ook oefenden docenten gespreksvaardigheden met studenten en voerden docenten gesprekken met studenten in het kader van de sociale ontwikkeling, bijvoorbeeld over de consequenties van hun gedrag. Volgens studenten gebeurde dit laatste echter minder: ongeveer een derde van hen gaf aan dat ze minder vaak op hun gedrag werden aangesproken. Tot slot lieten onderwijsteams studenten waar mogelijk naar school komen, omdat ze hun sociale vaardigheden met elkaar in de klas beter konden ontwikkelen.
Totaal | |
---|---|
Vaker, volgens de meeste studenten | 1 |
Evenveel, volgens de meeste studenten | 10 |
Minder vaak, volgens de meeste studenten | 9 |
Weet niet, volgens de meeste studenten | 7 |
De studenten reageren verschillend | 1 |
Gebaseerd op 28 gesprekken met gemiddeld 5 studenten.
"De studenten reageren verschillend’ is gescoord als er onder de studenten geen duidelijke meerderheid voor een van de antwoordcategorieën was."
Een veilige sfeer creëren
In de online lessen probeerden docenten, net als in fysieke lessen, een zo open en veilige mogelijke sfeer te creëren. Een veilige sfeer is immers een voorwaarde om de sociale vaardigheden te ontwikkelen. Bij de onderzochte opleidingen gaven de docenten aan dat ze dit deden door afspraken en gedragsregels op te stellen, bijvoorbeeld over cameragebruik. Ook benoemden ze dat ze een informele sfeer creëerden, studenten actief bij de les te betrokken en het goede voorbeeld gaven, bijvoorbeeld door zelf ook de camera aan te zetten. Veel onderwijsteams ervoeren geen belemmeringen bij het creëren van een veilige sfeer. Sommige belemmeringen werden wel door meerdere onderwijsteams benoemd: ze konden niet zien wat er buiten de camera rondom de student gebeurde (als deze al aanstond) en er was minder sociale interactie. Beide zaken leidden ertoe dat ze signalen minder goed konden oppikken en er dus ook minder goed op konden inspelen.
Door de coronacrisis gingen veel activiteiten van mbo-opleidingen die bijdragen aan de persoonsvorming niet door. Voor de loopbaanoriëntatie probeerden onderwijsteams dit op te vangen door online gastsprekers uit te nodigen of meer praktijk in te bouwen. Ook extra activiteiten buiten school, zoals museumbezoek, konden vaak niet doorgaan. Deze werden slechts gedeeltelijk vervangen door online activiteiten.
Loopbaanoriëntatie ging er anders uitzien
Van de onderwijsteams die we hebben gesproken gaf ongeveer de helft aan dat de loopbaanoriëntatie er anders uit is gaan zien. Dit kwam vooral doordat activiteiten buiten school vaak ontbraken. Zo gingen excursies en bedrijfsbezoeken niet door en kwamen er geen gastsprekers meer. Daarnaast gaf bijna de helft van de studenten aan dat ze tijdens de coronacrisis op school niet gesproken hebben over waar hun kwaliteiten liggen; bij de andere studenten was dit wel het geval. Deze gesprekken voerden ze met name met hun studieloopbaanbegeleider, individueel of als onderdeel van de studieloopbaanles. Ook stagebegeleiders of andere docenten speelden hier soms een rol in. Enkele studenten merkten op dat niet in ieder leerjaar aandacht was voor de loopbaanoriëntatie, terwijl ze dit wel graag zouden willen.
Totaal | |
---|---|
Ja, volgens de meeste studenten | 13 |
Nee, volgens de meeste studenten | 12 |
Weet niet, volgens de meeste studenten | 0 |
De studenten reageren verschillend | 2 |
Gebaseerd op 28 gesprekken met gemiddeld 5 studenten. "De studenten reageren verschillend’ is gescoord als er onder de studenten geen duidelijke meerderheid voor een van de antwoordcategorieën was."
Vervangende activiteiten voor loopbaanoriëntatie
Opleidingen hebben geprobeerd om het gebrek aan activiteiten buiten school op te vangen, bijvoorbeeld door bedrijven en alumni online uit te nodigen, of juist online op bezoek te gaan bij een bedrijf. Verder gaven docenten aan meer gesprekken met de studenten te voeren over hun toekomstplannen en waar mogelijk bouwden onderwijsteams meer praktijk in. Voorbeelden hiervan zijn een langere stageperiode of het uitvoeren van projecten voor externe opdrachtgevers. Ook hoorden we van een opleiding dat ze studenten de mogelijkheid boden om op een later moment met een beurs de eerste werkervaring op te doen in het buitenland, ter vervanging van de vervallen buitenlandstage.
Extra activiteiten waren beperkt
Naast activiteiten in het kader van de loopbaanoriëntatie organiseren opleidingen normaliter ook activiteiten om studenten iets van de wereld buiten school te laten zien. Bij het grootste deel van de onderzochte opleidingen was dat volgens de studenten tijdens de coronacrisis niet het geval. Veel studenten vonden dit jammer. Slechts bij enkele opleidingen gaven studenten aan dat ze geen behoefte hadden aan extra activiteiten. Ook vanuit de onderwijsteams kwam het beeld dat veel extra activiteiten niet door konden gaan vanwege de coronamaatregelen of door terughoudendheid vanuit de beroepspraktijk. Soms werden er alternatieven geboden. Voorbeelden die studenten en onderwijsteams noemden waren webinars, online gastsprekers, een online bezoek aan musea en online bezoek aan de beroepspraktijk. Studenten waren lang niet altijd enthousiast over de geboden alternatieven: vooral omdat de alternatieven vaak ook weer online waren naast alle online lessen. Daarbij kon volgens hen een online activiteit de beleving van een activiteit op locatie niet volledig vervangen.