Risico-indicatoren en signaleringswaarden financieel continuïteitstoezicht

De risico-indicatoren en signaleringswaarden die wij gebruiken in ons financieel continuïteitstoezicht, zijn goede graadmeters van mogelijke financiële problemen. Dat wijzen statistische analyses uit. Onze indicatoren gelden voor alle sectoren, met hier en daar een verbijzondering.

Kengetallen bij het financiële toezicht op onderwijsinstellingen

Sinds 2008 berust het financiële toezicht op het onderwijs bij de Inspectie van het Onderwijs. Een van de onderdelen van dat financiële toezicht is het zogenaamde toezicht op de financiële continuïteit: de vraag of een bestuur/instelling financieel gezond is en op korte en middellange termijn aan haar financiële verplichtingen kan voldoen.

Dit toezicht, dat deel uitmaakt van het geïntegreerd toezicht, vindt risicogericht plaats. Op grond van een analyse van de financiële gegevens uit het jaarverslag en de bijbehorende continuïteitsparagraaf en/of eventueel signalen, bepaalt de inspectie of de financiële positie van de instelling nader moet worden onderzocht. Bij de analyse gebruikt de inspectie ter detectie van de risico’s een set kengetallen.

Deze kengetallen zijn nadrukkelijk geen normen waaraan schoolbesturen/instellingen moeten voldoen. Het onderschrijden van een norm leidt niet automatisch tot verscherpt toezicht (hierna: aangepast financieel toezicht) en het behalen van de norm leidt omgekeerd niet automatisch tot het opheffen van aangepast financieel toezicht als daar sprake van is. Indien een bestuur onder aangepast financieel toezicht wordt geplaatst, dan is dit gebaseerd op een uitvoeriger onderzoek waarbij veel meer aspecten in ogenschouw zijn genomen.

De set kengetallen waar de inspectie gebruik van maakt, geldt voor alle besturen/instellingen. Niettemin zijn er, afhankelijk van de context waarin zij opereren, verschillen in het belang van de kengetallen en de te gebruiken grenswaarden voor de signalering. In het onderstaande overzicht wordt dat duidelijk gemaakt.

Kengetallen & signaleringswaarden

Kengetallen & signaleringswaarden
OmschrijvingSignaleringswaarde
1LiquiditeitKlein: minder dan 1,5
Middel: minder dan 1
Groot: minder dan 0,75
2Solvabiliteit 20,3
3Absolute omvang liquide middelenFunderend onderwijs: €100.000
MBO en HO: €2 miljoen

Toelichting klein, middel en groot (bij liquiditeit)

Klein: Besturen met totale baten minder dan € 3 miljoen
Middel: Besturen met totale baten tussen € 3 en € 12 miljoen
Groot: Besturen met totale baten meer dan € 12 miljoen

Brontabel als csv (240 bytes)

In het verleden heeft de inspectie ook andere kengetallen gebruikt voor het identificeren van financiële risico’s, zoals de rentabiliteit. Met de invoering van het Onderzoekskader 2021 worden alleen de kengetallen, zoals deze hierboven zijn gepresenteerd, gebruikt voor het identificeren van besturen met een mogelijk financieel risico. Kengetallen zoals de rentabiliteit hebben een minder significante voorspellingswaarde dan de kengetallen die hierboven zijn gepresenteerd. De rentabiliteit (en andere kengetallen) blijven echter nog wel onderdeel uitmaken van de analyses die de inspectie uitvoert.

Deze lijst met kengetallen, zoals deze hierboven is opgenomen, geldt voor de analyses van jaarverslagen van schoolbesturen/onderwijsinstellingen vanaf jaarverslag 2020 en vervangt eerdere lijsten, alsmede de signaleringswaarden.

Signaleringswaarde voor mogelijk bovenmatig eigen vermogen

Naast de kengetallen en signaleringswaarden voor het toezicht op de financiële continuïteit heeft de Inspectie van het Onderwijs ook een signaleringswaarde ontwikkeld voor toezicht op publiek eigen vermogen.  Deze geeft een indicatie hoeveel eigen vermogen een onderwijsinstelling (school of samenwerkingsverband passend onderwijs) redelijkerwijs maximaal nodig heeft voor een gezonde bedrijfsvoering.  Meer informatie over deze signaleringswaarde voor mogelijk bovenmatig eigen vermogen vindt u op de pagina Toezicht op publiek eigen vermogen.