Leerlingprestaties

Het rapport Peil.Rekenen-Wiskunde beschrijft de rekenvaardigheid van leerlingen aan het einde van het bo en sbo. Die rekenvaardigheid is in kaart gebracht met 2 voor dit peilingsonderzoek ontwikkelde rekentaken: een rekentoets zonder rekenmachine en een rekentoets met rekenmachine Om de prestaties te kunnen relateren aan de referentieniveaus, bevatte de rekentoets zonder rekenmachine opgaven uit de zogeheten referentieset voor rekenen. Hierdoor konden de prestatiestandaarden voor 1F en 1S van de referentieset gekoppeld worden aan de rekentoets in het peilingsonderzoek. Ook bevatte deze toets opgaven die in eerdere peilingsonderzoek zijn afgenomen om de trend in rekenvaardigheid in kaart te kunnen brengen.

We noemen hier puntsgewijs enkele belangrijke bevindingen op het gebied van de leerlingprestaties. De volledige informatie over alle bevindingen vindt u vanaf pagina 93 in het rapport.

  • De ambitie van de commissie-Meijerink ten aanzien van het beheersen van niveau 1S is niet behaald in het basisonderwijs: in het sbo zijn de ambities voor zowel 1F en 1S nog ver buiten bereik.
  • De rekenvaardigheid in het bo is licht toegenomen sinds 2011; in het sbo is er geen verschil tussen 2013 en 2019.
  • Leerlingen die het streefniveau behalen, presteren duidelijk minder goed op opgaven van het domein verbanden dan op opgaven van de andere 3 hoofddomeinen. Leerlingen met een rekenvaardigheid op ten minste niveau 1F presteren relatief beter op opgaven waarin verhoudingen centraal staan.
  • Leerlingen die 1F voor rekenen nog niet beheersen presteren beter op kale opgaven dan op contextopgaven. Voor leerlingen die 1S beheersen geldt het omgekeerde. Leerlingen die wel 1F maar nog niet 1S beheersen, laten op beide typen opgaven eenzelfde beheersingsniveau zien.
  • De scores van leerlingen op de rekentoets met en zonder rekenmachine hangen sterk samen.