Leerlingprestaties voor het vak Engels aan het einde van de basisschool lopen flink uiteen

Het peilingsonderzoek Engels einde basisonderwijs laat zien dat de leerlingprestaties van groep 8-leerlingen op het gebied van Engels uiteenlopen. De Engelse gespreksvaardigheid, maar ook de luistervaardigheid, leesvaardigheid en woordenschat verschilt aanzienlijk per leerling. Voor het waarderen van deze prestaties is in dit onderzoek gebruik gemaakt van de taalbeheersingsniveaus zoals vastgelegd in het Europees Referentiekader, oplopend van A1 (beginnende gebruiker) tot en met C2 (vaardige gebruiker).

Peil.Onderwijs

Niet alleen de leerlingprestaties verschillen. Dit geldt ook voor de manier waarop scholen hun onderwijs in Engels vormgeven. Sinds 1986 is het geven van onderwijs in Engels in het basisonderwijs vanaf groep 7 verplicht. Inmiddels bieden steeds meer scholen Engels al eerder dan groep 7 aan. Er zijn scholen die al Engels geven vanaf groep 1. Andere scholen beginnen in groep 5 of 6. Het aantal uren Engels dat leerlingen gedurende hun basisschooltijd hebben gehad verschilt dan ook. Maar ook op andere punten verschillen scholen in de manier waarop zij hun onderwijs in Engels vormgeven. Zo hebben sommige scholen een coördinator of werkgroep voor het vak Engels, andere scholen niet. Ook zijn er verschillen in de manieren waarop scholen hun leerkrachten faciliteren bij het geven van Engels. Bovendien is er diversiteit in de opleiding van leerkrachten in Engels en voelt lang niet iedere leerkracht zich goed voorbereid voor het geven van Engels.

Voor Engels zijn geen wettelijke verankerde beheersingsniveaus aan het einde van het basisonderwijs waar scholen naar toe kunnen werken. De in het Europees Referentiekader vastgelegde niveaus zijn, anders dan referentieniveaus voor taal en rekenen, vrijblijvend en er is niet vastgelegd welk niveau leerlingen aan het einde van het basisonderwijs zouden moeten beheersen.

Voor het realiseren van doorlopende leerlijnen Engels van basisonderwijs tot aan hoger onderwijs zou het goed zijn als er gemeenschappelijke doelen en beheersingsniveaus worden geformuleerd. Daarmee kan worden bepaald welk niveau aan het einde van het basisonderwijs wordt nagestreefd. Dit kan vervolgens de basis vormen om op verder te bouwen in het voortgezet onderwijs. Voorwaardelijk hierbij is dat leerkrachten goed voorbereid en gefaciliteerd onderwijs in Engels kunnen geven. Dat vraagt om meer aandacht voor Engels in het curriculum van de pabo en voldoende aandacht voor Engels van een coördinator of werkgroep op de basisschool.