Toezicht op publiek eigen vermogen

Publiek onderwijsgeld moet optimaal aan onderwijs worden besteed en niet onnodig in reserves gaan zitten. Nu lijken sommige besturen in de afgelopen jaren grotere financiële reserves aan te houden dan strikt genomen voor hun voortbestaan nodig is. Dat stelden we vast in de Financiële Staat van het Onderwijs. In ons toezicht geven wij op verschillende manieren aandacht aan de reserves en aan mogelijk bovenmatig eigen vermogen.

Eigen vermogens lopen jaarlijks op

Jaarlijks toont de inspectie in De Financiële Staat van het Onderwijs hoe het onderwijs in Nederland er financieel voor staat. De Financiële Staat van het Onderwijs 2019 laat onder meer zien dat de onderwijsinstellingen gezamenlijk nog altijd meer ontvangen dan ze uitgeven en dat daardoor hun eigen vermogens ieder jaar blijven oplopen.

Signaleringswaarde voor mogelijk bovenmatig eigen vermogen

Hoeveel eigen vermogen heeft een onderwijsinstelling (school of samenwerkingsverband passend onderwijs) redelijkerwijs nodig voor een gezonde bedrijfsvoering, en wanneer is het mogelijk te veel? Om daar een indicatie voor te hebben, hanteert de Inspectie van het Onderwijs vanaf 2020 de ‘signaleringswaarde voor mogelijk bovenmatig eigen vermogen’. De signaleringswaarde gaat over het publieke deel van het eigen vermogen, dus exclusief privaat vermogen.

Signaleringswaarde als startpunt voor gesprek

Het publiek eigen vermogen komt boven de signaleringswaarde uit als het feitelijk eigen vermogen (wat is af te lezen van de balans) hoger is dan het normatief eigen vermogen (vermogen dat een onderwijsinstelling redelijkerwijs nodig heeft om bezittingen te financieren en risico’s op te vangen).

Een bestuur kan goede redenen hebben om tijdelijk eigen vermogen boven de signaleringswaarde aan te houden. De signaleringswaarde is dan ook bedoeld als startpunt voor een gesprek over de reserves, en niet als harde norm.

Meer over de achtergrond van de signaleringswaarde:

Rekenhulp signaleringswaarde

Met de rekenhulp signaleringswaarde kunnen besturen, maar bijvoorbeeld ook medezeggenschapsraden en interne toezichthoudende organen, zelf berekenen of hun onderwijsinstelling mogelijk bovenmatig eigen vermogen heeft. Heeft een onderwijsinstelling een eigen vermogen boven de signaleringswaarde, en geen bijzondere reden of bestemming? Dan moet dat bovenmatige deel worden besteed aan het onderwijs.

Bovenmatig? Dan bestedingsplan gevraagd

Als een bestuur de reserves niet goed kan onderbouwen, dan zijn ze bovenmatig. Dan zal een bestuur in samenspraak met het interne toezichthoudend orgaan en medezeggenschapsraad (of bij een samenwerkingsverband: de ondersteuningsplanraad) moeten bepalen welk deel van de reserves doelmatig aangewend gaan worden voor het onderwijs, en vanuit welke beleidsvisie. In de meerjarenbegroting kan het bestuur laten zien voor welke investeringen het spaart en voor wanneer die gepland staan. Op die manier worden de reserves gericht ingezet voor het realiseren van het beleid.

Onderzoek naar overwegingen van besturen

In 2021 heeft de inspectie op verzoek van het ministerie het onderzoek ‘Dialogen over vermogen' uitgevoerd. De vraag: wat doen besturen met een relatief hoog eigen vermogen rondom het aanhouden en afbouwen van eigen vermogen en welke overwegingen hebben ze daarbij? Daaruit blijkt dat besturen zich over het algemeen realiseren dat te grote reserves moeten worden afgebouwd. Wel blijven veel besturen nog erg behoedzaam begroten, ook als het vermogen boven de signaleringswaarde ligt. Ook vindt nog een derde van de onderzochte besturen met een vermogen boven de signaleringswaarde dat hun vermogen niet overmatig is.

Toezicht op reserves

De onderbouwing van de reserves wordt een vast onderdeel van de verantwoording door besturen. Met ingang van verslagjaar 2020 wordt een toelichting verwacht in de jaarverantwoording. De inspectie heeft de mogelijkheid om te handhaven als een bestuur zijn reserves niet goed kan verantwoorden.