Ideeën van onderwijsprofessionals voor het verbeteren van onderwijs over digitale geletterdheid

Welke bevindingen uit het peilingsonderzoek zouden hun weerslag moeten krijgen op het onderwijs in digitale geletterdheid op scholen? Wat zouden scholen kunnen of moeten ondernemen ter verbetering van de resultaten? Op basis van de bevindingen uit dit peilingsonderzoek gaf de focusgroep adviezen voor het onderwijsbeleid, de onderwijspraktijk en mogelijk vervolgonderzoek.

Adviezen voor de onderwijspraktijk

Zorg dat leraren zelf meer digitaal geletterd worden, zowel inhoudelijk als didactisch

Allereerst moeten (veel) leerkrachten zelf op korte termijn meer kennis opdoen over digitale geletterdheid. Het gaat niet alleen om kennis van het vakgebied, maar ook om didactische kennis om de leerstof te kunnen overbrengen aan leerlingen. Ruim de helft van de leerkrachten geeft in de peiling aan zichzelf bekwaam te achten om digitale geletterdheid te doceren en geen bijscholing nodig te hebben. De focusgroep betwijfelt dit. Ook schoolleiders moeten meer deskundigheid opdoen op het gebied van digitale geletterdheid.

“Het is nodig dat leraren op korte termijn digitaal vaardig worden. Scholen kunnen hier al mee aan de slag en hoeven hier niet mee te wachten tot er kerndoelen zijn.” 
- Rick Venmans, adviseur ICT & digitaal leren, Wijzer in Opvang & Onderwijs Vlaardingen

Ontwikkel een visie op digitale geletterdheid

Digitale geletterdheid is een zaak voor de schoolleiding. De focusgroep denkt dat er nu veelal op individueel niveau wordt gewerkt aan digitale geletterdheid. Het gaat dan vaak om wat jongere leerkrachten die het belang inzien van of affiniteit hebben met het thema. De school moet de urgentie inzien en een visie op ontwikkelen: hoe zien wij digitale geletterdheid, wat willen we onze leerlingen bijbrengen, welke plek krijgt digitale geletterdheid in het curriculum en hoeveel tijd en geld maken we hiervoor vrij? En heel concreet: wat gaan we doen in welke lessen?

Betrek leerlingen bij lesopdrachten

Betrek de leerlingen bij het opzetten van lesopdrachten. Zij weten vaak al meer dan leraren, bijvoorbeeld over sociale media. Door aan te sluiten bij hun leefwereld, vergroot je ook het plezier dat zij hebben in de lessen. En laat ze meebeslissen over bijvoorbeeld welke apps ze gebruiken, en motiveren waarom. Hiermee wordt ook de kennis van de leerkracht en de schoolleiding groter.

Adviezen voor het onderwijsbeleid

Het initiatief voor betere digitale geletterdheid ligt bij de overheid

Het benadrukken van de urgentie van digitale geletterdheid start bij de overheid. De overheid moet initiatief nemen om digitale geletterdheid een vaste plek in het onderwijs te geven. Dit betekent  meer status voor het leergebied en structurele financiering zodat er ruimte ontstaat voor de aanstelling van iCoaches.

“Ontwikkel beleid op digitale geletterdheid vanuit publieke waarden, met een scherp besef van ethisch problematische onderwijstechnologie waarmee leraren en leerlingen kunnen werken. Je zet kinderen ook niet in een snoepwinkel om ze daar te leren hoe belangrijk het is om fruit te eten.” 
- Remco Pijpers, strategisch adviseur digitale geletterdheid en ethiek, Stichting Kennisnet

Dynamische kerndoelen zijn nodig

Kerndoelen zijn nodig om een kader te bieden voor het onderwijs in digitale geletterdheid. Zodra deze er zijn, moeten ze de basis vormen van beleid bij scholen en onderwijsinstellingen. Tegelijkertijd is het wel van belang dat de inhouden onder het kopje ‘Te denken valt aan...’ actueel gehouden worden gezien alle ontwikkelingen in de wereld om ons heen, met name in dit leergebied. Ook op dit moment zijn er al uitwerkingen van het leergebied digitale geletterdheid beschikbaar die scholen ondersteunen, bijvoorbeeld het leerplankader van SLO. Er moet duidelijk worden gemaakt hoe deze uitwerkingen zich verhouden tot de nieuwe kerndoelen zodat scholen die hiermee (willen) werken direct aan de slag kunnen.

Digitale geletterdheid verdient een prominente plek in de curricula van lerarenopleidingen

Er ligt een taak voor de lerarenopleidingen. Digitale geletterdheid moet in hun curricula een prominente plaats innemen. Er moet een helder en zoveel mogelijk uniform competentieprofiel komen dat hier sturing aan geeft, volgens een aantal leden van de focusgroep bij voorkeur wettelijk vastgelegd. Met zo’n competentieprofiel is duidelijk wat een leerkracht zelf moet weten van digitale geletterdheid en welke didactische vaardigheden hij of zij nodig heeft. Ook zouden lerarenopleidingen een rol moeten spelen bij de nascholing van zittende leerkrachten. Immers niet alleen scholing van toekomstige leerkrachten is van belang om het onderwijs in digitale geletterdheid (verder) vorm te geven.

Adviezen voor verder onderzoek

Betrek besturen bij het onderzoek

Ga in gesprek met besturen. Over hun visie, de mate van urgentie die zij voelen voor digitale geletterdheid en kijk ook naar de financiële kant. Hoeveel geld kan en willen besturen en scholen vrijmaken voor digitale geletterdheid? En waarop baseren zij hun keuzes, bijvoorbeeld bij de aankoop van leermiddelen?

“Ik zou de beleidskeuzes van besturen ook willen onderzoeken. Dit vanwege de invloed die marktpartijen op hen uitoefenen.” 
- Joke Voogt, hoogleraar ICT & curriculum, Universiteit van Amsterdam

Onderzoek de kennis van leerkrachten, inhoudelijk en didactisch

Het is goed om de daadwerkelijke kennis van leerkrachten te onderzoeken (en dus niet alleen wat ze dénken te kennen en kunnen). Ook van hun didactische vaardigheden, dus de capaciteiten om digitale geletterdheid in de les toe te passen, zou een beter beeld moeten zijn.

Richt onderzoek (nog) veel meer op de leerlingen zelf

Betrek en bevraag de leerlingen. Wat verstaan zij onder digitale geletterdheid of digitale vaardigheden? Wat kunnen ze allemaal al? En hoe moet die digitale wereld er volgens hen uitzien? Laat dit gesprek niet alleen over de schaduwkanten van digitale technologie gaan, maar vooral over wat er goed gaat. Het kan daarnaast interessant zijn om meer te weten over de relatie tussen digitale geletterdheid en de persoonlijkheid van leerlingen. Hoe onderzoekend is hun eigen houding? Hoe nauwkeurig werken ze? En hoe is het gesteld met hun probleemoplossend vermogen?