Hoe ziet het onderwijsresultatenmodel eruit?

We onderscheiden twee indicatoren, waarin we de behaalde referentieniveaus voor taalverzorging, lezen en rekenen samen nemen:

  1. Het percentage leerlingen dat aan het einde van het basisonderwijs het fundamentele niveau 1F haalt voor taal en rekenen. In principe zou elke leerling dit niveau aan het einde van de basisschool moeten beheersen.
  2. Het percentage leerlingen dat aan het einde van het basisonderwijs het hogere niveau (streefniveau) 1S voor rekenen en 2F voor taalverzorging en lezen haalt. Het streven moet zijn dat zoveel mogelijk leerlingen dit niveau beheersen.

Om een stabiel beeld te krijgen, kijken we naar de resultaten van de laatste drie jaar samen. De resultaten van alle leerlingen (exclusief de leerlingen die voldoen aan de ontheffingsgronden) tellen mee. Hoe complexer de leerlingenpopulatie, hoe hoger de schoolweging en hoe lager de signaleringswaarde voor het aantal leerlingen dat 1S/2F haalt.

Voor het oordeel Voldoende moeten beide indicatoren boven de signaleringswaarden liggen. De resultaten van alle leerlingen (exclusief de leerlingen die voldoen aan de ontheffingsgronden) tellen mee.

Heeft een school een concentratie van leerlingen met bijzondere kenmerken en liggen de resultaten hierdoor niet beide boven de signaleringswaarden? Dan kan toch het oordeel Voldoende worden gegeven als de school zich hierover zodanig verantwoordt, dat er geen andere conclusie mogelijk is dan dat de leerlingen naar hun mogelijkheden hebben gepresteerd.

Meer weten? Zie het Onderwijsresultatenmodel primair onderwijs en/of de Regeling leerresultaten 2020.