Nederlandse scholieren blijven vaker zitten

22 procent van de vijftienjarige scholieren geeft aan ooit een keer te zijn blijven zitten. Nederland zit daarmee ruim boven het gemiddelde van de 34 landen die lid zijn van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). Dat gemiddelde ligt op 14,3 procent. Sinds 2008 is sprake van een toename van het percentage zittenblijvers in Nederland in het voortgezet onderwijs.

Basisonderwijs

Een op de zes basisschoolleerlingen (circa 17 procent) doet langer dan acht jaar over de basisschool. Op 94 procent van de basisscholen blijven leerlingen zitten. Op enkele scholen loopt meer dan de helft van de leerlingen vertraging op. Op zwakke en zeer zwakke scholen doet ongeveer een op de vijf leerlingen langer over de basisschool dan acht jaar. Er lijkt een verband te bestaan tussen het aantal vertraagde leerlingen op een school en de resultaten op de Eindtoets Basisonderwijs.

Naarmate scholen meer vertraagde leerlingen hebben, scoren ze lager op de eindtoets. Het is dus niet zo dat scholen die veel leerlingen laten zitten tot beter presteren komen dan scholen die minder leerlingen laten zitten.

Voortgezet onderwijs

In het voortgezet onderwijs bestaat, naast zittenblijven, ook het teruggaan naar een lagere schoolvorm. In de onderbouw komt teruggaan naar een lagere schoolvorm vaker voor dan zittenblijven. Vanuit vwo3 gaan veel leerlingen naar havo 4 en vanuit havo 3 naar het vmbo. De meeste zittenblijvers zitten in havo 4, namelijk 18 procent.

Inspecteur-generaal van het Onderwijs Annette Roeters: “Zittenblijven kan een goede optie zijn voor een leerling. Maar van groter belang is dat scholen nog meer opbrengstgericht gaan werken. Zodat leerlingen die dreigen te blijven zitten, met extra aandacht vooruit geholpen worden. Daardoor kan het zittenblijven worden teruggedrongen. Hiervoor mag meer aandacht komen binnen het onderwijs. Om beter zicht te krijgen op de ontwikkelingen rond het zittenblijven, zal inspectie dit de komende tijd verder onderzoeken”.