Reductie werkdruk in het primair onderwijs dankzij overhead
Weblogs
De ontwikkeling van het reguliere personeel in het primair onderwijs laat iets opmerkelijks zien. Ook al blijft het aantal leerlingen dalen, het aantal personeelsleden is geleidelijk aan het stijgen. Sinds 2016 is die stijging 4500 fte. Het totaal aantal is daarmee weer bijna terug op het niveau van 2012, toen er ongeveer 100.000 leerlingen meer waren dan nu. Dat is nog los van de ontwikkeling van het aantal flexfuncties in 2018, dat op dit moment nog niet bekend is maar dat in de voorafgaande jaren ook is toegenomen.
Veel van de nieuwe personeelsleden zijn uiteraard in tijdelijke functies aangenomen, wat wel leidt tot een toename van de proportie tijdelijk personeel, maar dat zou na een jaar weer moeten herstellen. De toename van nieuwe personeelsleden leidt ook tot een verjonging van het personeel. Was in 2011 nog 47,5 procent van de personeelsleden onder de 45, in 2018 is dat gestegen tot 53,5 procent.
De groei zit deels in leraren. Dat is al opvallend omdat daar in toenemende mate een tekort aan is. Maar speciaal in de laatste twee jaar is juist het aantal personeelsleden in secundaire functies het meest gestegen. Daarbij gaat het niet om directieleden, want dat worden er steeds minder, maar om het ondersteunend personeel. Uiteraard vertaalt zich dat in de verhouding primair-secundair personeel, oftewel de overhead. Die overhead is toegenomen van 24 naar 25,5 procent.
Men is al gauw geneigd dat te zien als een negatieve ontwikkeling, onder het motto dat het geen handen in de klas zijn of dat leraren worden ingeruild voor assistenten. Dat het aantal leraren ook groeit, wijst daar niet op, maar ook om andere redenen is dat waarschijnlijk te kort door de bocht. Het effect van handen in de klas is immers niet enkel afhankelijk van het aantal personen dat als leraar is ingedeeld, maar minstens zo veel door wat je die handen laat doen. En dat heeft ook zeker gevolgen voor de werkdruk.
Leraren doen op scholen vaak dingen waarvan je je moet afvragen of het wel een nuttige inzet van hun capaciteiten is. Dat kunnen werkzaamheden zijn die evengoed door een conciërge kunnen worden gedaan, of sinds kort door een eventmanager die zorg draagt voor de organisatie van allerlei activiteiten. Zij ontlasten leraren van een heleboel klussen die de werkdruk verhogen en die de handen feitelijk uit de klas halen. Bovendien bestaat een belangrijk deel van het secundaire personeel uit onderwijsassistenten, die wel degelijk handen in de klas leveren maar die door de functie-indeling als secundair personeel worden betiteld.
Zo bezien kan een grotere inzet van secundair personeel dus heel doelmatig zijn. Het is in het algemeen wat goedkoper dan onderwijspersoneel maar veel belangrijker is dat het ruimte vrijmaakt voor de specifieke vaardigheden waarvoor een school onderwijspersoneel heeft, namelijk onderwijs geven. Nu de schaarste daarvan steeds groter wordt, is het des te meer van belang er kritisch op te zijn hoe mensen met die vaardigheid worden ingezet en speciaal dat dat in het onderwijs zelf gebeurt. Het zou juist heel ondoelmatig zijn als je leerlingen naar huis moet sturen, terwijl leraren met heel andere dingen bezig zijn die je gemakkelijk kunt overdragen.
Die sterkere bewustheid van schaarste lijkt zich dus in het basisonderwijs voor te doen. Een gunstige ontwikkeling die laat zien dat besturen kritischer worden op de manier waarop ze met schaarse middelen omgaan. En een ontwikkeling die laat zien dat het verraderlijk is te gemakkelijk alleen naar kengetallen over primair of secundair personeel te kijken en daar conclusies op te baseren over bestuurlijke waterhoofden en dergelijke.

Jos Verkroost is strategisch inspecteur. In die rol is hij nauw betrokken bij de vernieuwing van het toezicht van de inspectie. Een onderdeel daarvan is de nauwere relatie tussen het kwaliteitstoezicht en het financiële toezicht.
Meer weblogberichten
Reactiemogelijkheid gesloten
U kunt geen reactie meer plaatsen.
Reacties
-
Persoonlijk lijkt mij de stijging niet zo opmerkelijk. Er zijn nagenoeg geen fulltimers meer op de scholen. Jonge moeders werken zelden fulltime en het gros is jonge moeder. Voor 1 fulltimer heb je nu eenmaal 2 parttimer nodig! En als je die niet hebt, herverdeeld je taken en zoek je ondersteuning want die zijn er (nu nog) voldoende!
-
Dat we een stijging van 4500 fte t.o.v. 2016 hebben, met 100.000 leerlingen minder, is zeker opmerkelijk.
Het lerarentekort is echter nog steeds een flink probleem. Ik ben op zoek naar een logische verklaring.
Zie https://www.dus-i.nl/subsidies/regionale-aanpak-lerarentekort
Wat is dan de reden van de toename van secundair (ondersteunend) personeel?
De subsidiemogelijkheden (€20.000) voor onderwijsassistenten om alsnog door te groeien, kan deze groei maar gedeeltelijk verklaren.
https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/werken-in-het-onderwijs/aanpak-tekort-aan-leraren/lerarentekort-primair-onderwijs
En niet onbelangrijk het kader: de Handrijking Lerarentekort primair onderwijs.
https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/werken-in-het-onderwijs/documenten/publicaties/2018/11/08/handreiking-lerarentekort-primair-onderwijs-po -
Dus als ik het goed begrijp is er niet een tekort aan leerkrachten, maar kan niet snel genoeg worden uitgebreid en is er geen sprake van vergrijzing, naar van vergroening van personeel!