De ondoelmatige daad
Weblogs
Onlangs was er een feestje bij de Hoge Raad waarvoor men zelfs een opera had gemaakt. Het was het honderdjarig bestaan van een nieuwe uitleg van de onrechtmatige daad. Dat was een doorbraak in het Nederlandse recht. Simpelweg komt de benadering hierop neer: iemand kan aansprakelijk zijn voor handelen dat niet expliciet door de wet wordt verboden, als dat schade toebrengt aan een ander. En dat geldt ook voor het nalaten van handelen.
Het belangrijke verschil ten opzichte van de voorafgaande rechtspleging was dat de Hoge Raad er in 1919 niet meer van uitging dat er enkel sprake was van een onrechtmatige daad als deze in strijd was met een specifiek wettelijk voorschrift, maar ook als deze in strijd was met maatschappelijke zorgvuldigheid. In dat geval kon iemand toch aansprakelijk gesteld worden voor en veroordeeld worden tot het vergoeden van de geleden schade. Later is dit ook in de wet terecht gekomen.
Ik zie interessante parallellen met de discussie rond het begrip doelmatigheid, die tegenwoordig wordt gevoerd in het onderwijs. Dat begrip is geïntroduceerd in de jaren tachtig, toen het zeer gedetailleerde pakket van bekostigingsvoorschriften drastisch werd gereduceerd en uiteindelijk zijn vorm kreeg in de lumpsumbekostiging. Om de bestedingsvrijheid niet al te ongeremd te laten worden, schreef de wetgever voor dat de besteding van de overheidsbijdrage in elk geval doelmatig moest plaatsvinden.
Dat nogal open begrip roept voortdurend discussie op. Sommigen pleiten ervoor het te specificeren in aanvullende regelgeving. In feite kiezen ze daarmee een benadering zoals die voor 1919 ook gold inzake de onrechtmatige daad. Je opereert dan pas ondoelmatig als je ingaat tegen exacte voorschriften die die ondoelmatigheid specificeren. Je zou daarmee gedeeltelijk terugkeren naar de situatie voor de invoering van de lumpsum, namelijk een detaillering van de bestedingsvoorschriften van de scholen. Je kunt dit een legistische benadering noemen.
De inspectie kiest voor een benadering die veel parallellen vertoont met de benadering van de Hoge Raad in 1919. Die komt er dus op neer dat zij, aan de hand van een beperkt aantal criteria, kijkt of een bepaald handelen in strijd is met de bedoelingen van de subsidieverschaffer. Dat betekent dat ook handelen dat niet uitdrukkelijk is verboden, maar overduidelijk niet de bedoeling van de bekostiging kan zijn geweest, als ondoelmatig kan worden uitgelegd.
Net als bij de onrechtmatige daad kan het hier zowel om handelen als nalaten van handelen gaan. Middelen besteden aan zaken die niet passen bij de doelen, is daarmee ondoelmatig. Maar dat geldt ook voor het niet besteden van die middelen aan de doelen. Daarvan kan sprake zijn als deze middelen op bankrekeningen komen staan, zonder dat dat verbonden is met een redelijk doel waar het onderwijs beter van wordt.
En net als bij de onrechtmatige daad kan dat in het geval van ondoelmatigheid alleen maar gelden voor specifiek handelen (of specifiek nalaten van handelen). Je kunt niet van een bestuur stellen dat het in het algemeen doelmatig of ondoelmatig opereert. Daarom zou het voor de inspectie lastig (zo niet onmogelijk) zijn om in redelijkheid een voldoende te geven voor doelmatigheid. Dat zou immers impliceren dat het hele bestuur doelmatig opereert. En als er een onvoldoende zou worden gegeven, kan dat alleen voor heel specifieke handelingen waarbij dat evident het geval is.
Misschien zou het daarom handig zijn om, naast het begrip onrechtmatig daad, een nieuw, analoog rechtsbegrip te introduceren: de ondoelmatige daad. Dan is dat misverstand direct de wereld uit geholpen en hebben we voor 2119 opnieuw een feestje in het vooruitzicht. Hopelijk weer met zang en dans.
Jos Verkroost

Jos Verkroost is strategisch inspecteur. In die rol is hij nauw betrokken bij de vernieuwing van het toezicht van de inspectie. Een onderdeel daarvan is de nauwere relatie tussen het kwaliteitstoezicht en het financiële toezicht.
Meer weblogberichten
Reactiemogelijkheid gesloten
U kunt geen reactie meer plaatsen.
Reacties
-
De ondoelmatige daad als weer een nieuwe bal aan de overvolle boom van het inrichtingsbesluit? Mag ik ook het geluid van de kettingzaag verwelkomen?