Hoe ziet een werkdag van een vertrouwensinspecteur eruit?

Weblogs

Vertrouwensinspecteur Jet ten Brinke blogt over haar werk als vertrouwensinspecteur.

Het is woensdagochtend 8 uur, ik heb vandaag ‘dienst’. Ik klap mijn notebook open, schakel de apparatuur in en meld mij aan. Ik ben niet alleen, met mij hebben ook twee andere collega’s dienst.

En dat is fijn. Niet alleen omdat we graag zo goed mogelijk bereikbaar willen zijn voor bellers, maar ook omdat we het belangrijk vinden lastige, moeilijke of emotionele meldingen met elkaar te bespreken. Bij de Inspectie van het Onderwijs heeft een klein team van inspecteurs (18), naast hun toezichthoudende taak, een bijzondere taak: zij zijn vertrouwensinspecteur. Niet alleen voor het onderwijs, maar ook voor de kinderopvang.

Ouders, leerlingen, docenten, directies, besturen, vertrouwenspersonen, pedagogisch medewerkers, houders, gastouders en alle andere betrokkenen bij het onderwijs en/of de kinderopvang kunnen de vertrouwensinspecteur bellen wanneer in of rond de school of centra voor kinderopvang zich (ernstige) problemen voordoen. Problemen op het gebied van seksuele intimidatie en/of seksueel misbruik (zedenmisdrijven); psychisch en/of fysiek geweld (in de kinderopvang: mishandeling) en specifiek voor het onderwijs: discriminatie en/of radicalisering. We leggen per jaar zo rond de 2.200 nieuwe, strikt vertrouwelijke, dossiers aan.

Mijn dag begint rustig met een oma die wil weten hoe ze haar dochter kan helpen om een ernstige pestsituatie rond haar kleindochter op de basisschool opgelost te krijgen. Ik pak alle informatie van de school erbij en probeer de melder zo goed mogelijk te adviseren welke stappen zij kan zetten. Daarnaast geef ik in algemene zin informatie over effectieve aanpakken van pesten en verwijs ik naar enkele informatieve websites. Bij de VI komen veel van dit soort telefoontjes binnen over pesten op school.

Het volgende telefoontje is van een schoolleider van een vo-school. Hij legt de VI een aantal feiten voor die ernstig van aard zijn en die mogelijk wijzen op een zedendelict van een leraar jegens een minderjarige leerling. Ik luister goed naar het verhaal van de melder, vraag door op een aantal feiten en ga na welke stappen reeds gezet zijn. Ik meld dat ik, volgens onze afspraken, nu eerst met een collega VI ga overleggen en maak een terugbelafspraak. Mijn collega heeft gelukkig tijd voor een collegiale consultatie en snel daarna bel ik de schoolleider terug. We maken afspraken over de te zetten stappen en spreken af dat hij de VI zal informeren over het verloop. In een volgend contact zal ik overleggen of er op grond van de op dat moment bekende feiten, sprake is van een redelijk vermoeden van een strafbaar feit. Als we concluderen dat daar sprake van is, dan wijs ik er op dat het schoolbestuur verplicht is hiervan direct aangifte te doen bij de politie.

Tussendoor lees ik in een landelijk dagblad dat een leraar is veroordeeld voor een relatie met een minderjarige leerling. Ik ga in ons (vertrouwelijke) registratiesysteem na of dit destijds bij de VI is gemeld (de overlegplicht). Ik kan het desbetreffende dossier snel vinden en plaats de informatie in het dossier.

Nu belt mijn collega VI met een consultatievraag. Ze is gebeld door een houder van gastouderbureau waar een melding van een ouder binnen is gekomen over een nieuwe vriend van een gastouder (waar haar kind opgevangen wordt) die een paar jaar geleden veroordeeld is wegens een zedendelict. Houder wil dit in de eerste plaats melden, maar ook graag advies hoe nu te handelen. Wij overleggen over de te zetten stappen door houder en stellen ook vast dat de betrokken GGD geïnformeerd moet worden. Het betreft hier immers een signaal over een persoon die mogelijk geen VOG heeft, maar blijkbaar wel met de kinderen in de gastouderopvang in aanraking komt. Mijn collega VI belt de houder terug.

De relatief rustige middagpauze gebruik ik om ‘mijn’ dossiers bij te werken en een paar terugbelverzoeken af te handelen. Dit laatste zijn melders die ons niet direct aan de lijn hebben gekregen. De volgende drie telefoontjes in de middag gaan allemaal over grensoverschrijdend gedrag van leerlingen in het basisonderwijs tegen klasgenootjes. Bij een van de drie telefoontjes verwijs ik de directeur ook voor advies en ondersteuning door naar de betrokken GGD. In deze melding is namelijk sprake van grensoverschrijdend seksueel gedrag van kleuters. We weten dat de GGD veel expertise op dit terrein heeft om scholen te adviseren en te ondersteunen (bijvoorbeeld met lesmateriaal).

Het laatste telefoontje in de middag komt van een manager van een grote kinderdagopvang. Ze heeft zojuist een gesprek gehad met een moeder die de pedagogische medewerker beschuldigt van mishandeling. Ze heeft in het gesprek daarvan een aantal voorbeelden gegeven zoals het ‘gedwongen’ eten, het lang laten lopen met een volle luier en hardhandig beetpakken van haar tweejarig zoontje. Net zoals in de ochtend, met de melding seksueel misbruik, doorloop ik met de melder een aantal stappen. Ik overleg ook met mijn collega VI en spreek het advies dat we zullen geven aan de melder grondig door. Ik bel nog voor vijf uur terug, bespreek ons advies en vraag melder VI te informeren over het verloop van de acties die zij gaat ondernemen. In een vervolgcontact zullen we bespreken of, gezien de dan bekende feiten, er sprake is van een redelijk vermoeden van een strafbaar feit (mishandeling). Als we concluderen dat dit het geval is, wijs ik de houder erop dat zij verplicht is hiervan direct aangifte te doen bij de politie.

Aan het eind van de middag overleg ik nog kort met de andere dienstdoende VI’s of we iets over het hoofd hebben gezien en zou ik ‘stoom’ kunnen afblazen als dat nodig mocht zijn. Uiteindelijk heb ik deze dag acht telefoontjes gekregen waarvan er twee gingen over de kinderopvang.

Jet ten Brinke

Sinds juli 2013 is het meldpunt van de vertrouwensinspecteurs bij de Inspectie van het Onderwijs (IvhO) uitgebreid met de kinderopvang. Dit betekent dat ook meldingen van kindercentra, peuterspeelzalen, gastouderbureaus en gastouders bij de vertrouwensinspecteurs binnen kunnen komen. Informatie uit deze meldingen kan er toe leiden dat de vertrouwensinspecteur contact opneemt met de GGD.

Om deze contacten in goede banen te leiden en om duidelijkheid te geven over de verschillende rollen van de GGD’en en de IvhO is er een samenwerkingsprotocol opgesteld. Op 26 november aanstaande is er een werkconferentie waar vertrouwensinspecteurs en toezichthouders kinderopvang samen dit protocol evalueren.